Bedenkingen bij het basisinkomen (1)

Het invoeren van het basisinkomen is een manier van het (her)verdelen van waarde. Die waarde komt niet uit de hemel vallen maar is het resultaat van de arbeid en de inzet van de mensen die (wereldwijd) in de economie werkzaam zijn.

Wanneer deze mensen - om dit punt op vereenvoudigde wijze duidelijk te maken - morgen allemaal het werk zouden neerleggen, zou er overmorgen geen waarde zijn die (her)verdeeld kan worden. Want wanneer de productie in de economie tot stilstand komt, zal de waarde van het geld in de richting van nul beginnen te dalen - eenvoudigweg omdat er niets meer te koop zal zijn.

De waarde die men door middel van het basisinkomen wil verdelen, wordt dus tot stand gebracht door de productiviteit van de economie, doordat mensen dáár hun arbeid en inventiviteit inzetten.

Voorstanders van het basisinkomen zijn feitelijk (welke redenen zij daarvoor ook hebben) voorstanders van een andere verdeling van de beschikbare waarde. Dat een andere verdeling van de gecreëerde waarde meer dan wenselijk is, is duidelijk. Maar een gesprek (en besluit) over deze andere verdeling kan pas gevoerd worden wanneer er eerst een ander gesprek (met besluitvorming) gevoerd is: het gesprek namelijk over het verdelen van de arbeid die nodig is om de te verdelen waarde te scheppen en het gesprek waarin onderzocht en vervolgens bepaald wordt hoeveel waarde er eigenlijk geschapen, en verdeeld, moet worden.

Fragment uit: 'Waarom het basisinkomen een sympathiek maar onverstandig idee is', John Hogervorst, Driegonaal, jrg. 34, nr. 3/4 – februari 2017