EU en sociale driegeleding (economie)
Op deze plaats, ons virtuele uithangbord langs de digitale snelweg, moet alles bij voorkeur beknopt. Geen lange gecompliceerde verhalen. Een beetje snel.
We doen ons best – maar de werkelijkheid leent zich soms niet voor deze snelle benadering. En deze snelle benadering leent zich dus niet altijd om de werkelijkheid beter te begrijpen.
Dit is bijvoorbeeld al een veel te lange aanloop; vooral als het hier moet gaan over economie, Europese Unie en sociale driegeleding. Want wat heeft deze aanloop dáár mee te maken?
Helemaal niks. Maar het gaat ook niet om de aanloop. Het gaat om de stap of sprong die daar op volgt. En om de nieuwe positie die je daarna inneemt.
De Europese Unie begon als de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, met een duidelijke economische bodem dus. Dat is in zekere zin wel een goed begin: naar zijn eigen aard is de economie zonder grenzen. De inzet van technologie heeft ervoor gezorgd dat arbeid wereldwijd verdeeld wordt, zodat mensen van over de hele wereld daadwerkelijk meewerken om datgene wat wij dagelijks consumeren te maken en voor ons in de winkel klaar te zetten.
Landsgrenzen zijn voor de economie zoiets als marsmannetjes: ze hebben er niks mee te maken en spelen er geen rol. Behalve als het feitelijke economische proces van produceren, distribueren en consumeren, door de staat verstoord wordt. Bijvoorbeeld doordat staten een economische binnenruimte én een economische buitenruimte scheppen.
Zo heeft de Europese Unie door de jaren heen gewerkt aan het creëren van een economische ruimte waarbinnen de drempels geleidelijk aan geslecht zijn; als een huis waarbinnen de drempels zijn weggenomen. Da’s heel makkelijk, met stofzuigen bijvoorbeeld of als je in twee aansluitende ruimtes een zelfde vloer wilt.
Het scheppen van een ruimte bewerkt ook altijd iets anders: er ontstaat namelijk per definitie ook een ruimte búiten de geschapen ruimte. Dat is in het geval van de Europese Unie de hele wereld, uitgezonderd de Europese Unie.
Daarmee is binnen de Europese Unie iets gebeurd dat in overeenstemming is met de economie, maar dat ging hand in hand met het aanleggen van een economische ‘buitengrens’ die verstorend werkt op de mondiale economie. Dat gebeurt in de vorm van subsidies om de ‘eigen’ industrie te stimuleren, door heffingen die van buitenaf geïmporteerde goederen duurder maken of door exportondersteuning die de prijs van de ‘eigen ‘producten ook in de economische buitenruimte concurrerend maakt.
Dit is één aspect van het vraagstuk van de verhouding EU : economie : sociale driegeleding.