Europa's toekomst

Ruim 100 jaar geleden worstelde Europa met dezelfde problematiek als nu. Toen, zoals ook nu, was de vraag: ligt de toekomst van Europa in haar eigen, of in vreemde handen?

In 1917, tijdens de eerste wereldoorlog, formuleerde Rudolf Steiner zijn visie op de toekomst van Europa. Hij schreef, op verzoek, twee Memoranda over wat hij de ‘driegeleding van het sociale organisme’ noemde. Die Memoranda waren bedoeld voor de keizer van Duitsland en voor die van Oostenrijk-Hongarije. In die Memoranda schetste hij de grondbeginselen die, mits zij ernstig genomen zouden worden, Europa hadden kunnen brengen tot een samenleven van volken die in vrijheid hun cultuur zouden vormgeven; in gelijkheid tot het bepalen van hun wetten, rechten en plichten zouden komen; die een economie hadden kunnen ontwikkelen waarin de gecreëerde welvaart eerlijk verdeeld zou worden.

Het ging natuurlijk anders: de Oktoberrevolutie in Rusland en het besluit van de Verenigde Staten om deel te nemen aan de oorlog, vormden het begin van de situatie die Europa de rest van de 20e eeuw zou bepalen: de regie over het lot van Europa lag niet meer in, maar buiten Europa.

Poetin en Trump bouwen voort op wat Lenin en Wilson teweegbrachten. Het antwoord dat Europa een eeuw geleden had kunnen geven, is nog steeds valide en werd in de kiem al door Rudolf Steiner gegeven. Het is het opbouwen van een samenleving waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap elk in een eigen gebied richtsnoer zijn. Daarin lag en ligt de opgave en het bestaansrecht van Europa.  

(jh)