Gedachtengedrocht

Eén van de meest desastreuze vindingen van de 20e eeuw kennen we als het ‘zelfbeschikkingsrecht der volkeren’. De historicus die systematisch in kaart zou willen brengen hoe dit gedachtengedrocht vanaf zijn introductie in 1918 door Woodrow Wilson wereldwijd en tot in onze dagen uitwerkte, staat voor een levenstaak die hij niet zal kunnen voltooien.

Door Wilson vatte de gedachte post dat een volk, elk volk, in het kader van zijn zelfbeschikking, een eigen staat zou moeten kunnen vormen. Maar de gedachte dat ‘volk’ en ‘staat’ elkaar overlappende begrippen zijn, is een garantie voor conflict en onrecht.

Mensen vormen geen levende, verbindende of positieve gemeenschap louter omdat zij deel zijn van een volk. Zoals ook niet het geval is omdat zij lid zijn van een familie. De verbinding die er is tussen leden van een familie, of leden van een volk, is beperkt. Zeker, zo’n verbinding is ervaarbaar, maar vormt geen dragend element. Dat valt ook indirect af te lezen aan het gegeven dat de verbinding tussen degenen die samen tot een volk behoren, die verbinding sterker beleven wanneer zij van buitenaf belaagd worden, of zich ‘als volk’ afzetten tegen anderen.

Het ligt op de weg van de mens om zich steeds meer vrij te maken van wat als verbinding leeft in bloedsbanden of in het samen tot een volk behoren.

Nadat de Amerikaanse president Wilson het zelfbeschikkingsrecht der volkeren in 1918 in de internationale politieke arena binnenbracht, introduceerde Rudolf Steiner het ‘zelfbeschikkingsrecht van het individu’, als de feitelijke grondslag voor het vormen van gemeenschappen. Niet bloedsbanden, niet het deel uitmaken van een volk, maar de ontwikkeling van de mens tot autonoom individu biedt de werkelijke bodem waarop een samenleving gebouwd kan worden. Dit concept van het zelfbeschikkingsrecht van de moderne mens, werkte Steiner uit in wat hij noemde: de driegeleding van het sociale organisme.

 

(jh)