Het gesprek voorbij

Het gesprek in onze tijd - in de publieke ruimte, in de sociale media en in veel gevallen ook daar waar mensen met verschillende inzichten of overtuigingen elkaar in levende lijve treffen - vertoont gelijkenis met een uitstervende soort. Er wordt weinig van vernomen.

Het is opzij geschoven door een eenzijdig uiten van meningen, argumenten, overtuigingen, inzichten. Dat deze uitingen worden gehoord, overwogen of meegenomen in de reactie van de ‘gesprekspartner’ is tot een zeldzaam verschijnsel geworden.
Die uitingen kunnen doordacht zijn, vrucht van grondig en oprecht onderzoek, in alle objectiviteit aangetoond zelfs; of kunnen ondoordacht voortkomen uit vertwijfeling, angst, gekwetstheid; en ze kunnen ook lauw, vlak, braaf, nietszeggend of onverschillig zijn. - Maar… dat is allemaal niet op de eerste plaats waar het om gaat: onze uitingen zijn niet zo belangrijk als we wel denken.
Willen we terugkeren naar de mogelijkheid in gesprek te komen, misschien zelfs ‘het gesprek’ een nieuwe kwaliteit geven, dan zal onder het uitwisselen van alle mogelijke (vormen van) uitingen een bodem gelegd moeten worden die te maken heeft met het waarnemen van de andere mens, onze gesprekspartner. Achter zijn/haar uitingen gaat die mens schuil en een gesprek wordt pas echt mogelijk wanneer we met ‘een licht van oprechte belangstelling’ die ander mens willen zien, horen, ‘proeven’ - waarnemen. Daar vinden we de ingang tot een werkelijk met elkaar in gesprek zijn.
Dat dat proces bemoeilijkt wordt doordat de ander met ‘uitingen’ komt die we niet kunnen delen, dom, eenzijdig, radicaal, misplaatst of verwerpelijk vinden, geeft aan dat ‘het licht van oprechte belangstelling’ in onszelf nog niet voldoende is opgewekt. En zegt meer over onszelf dan over onze gesprekspartner. 
‘Op welke wijze is die andere mens tot zijn mening, oordeel, inzicht gekomen?’ - dat is de vraag die het gesprek een vruchtbare bodem geeft.
Het inzicht dat het begrijpen van iets of iemand dat of die we eerder niet begrepen, het zien van wat we eerder niet zagen, het leven meer verrijkt dan het naar buiten brengen van onze eigen uitingen, kan hier behulpzaam zijn. Pas wanneer we de ander echt zien en horen, zullen we dat wat hij uitspreekt ook zijn plaats kunnen geven.

(jh)