Kunst als grondstof

Gouden tijden voor wie een berg koper bezit. Hoorden we de afgelopen maanden al berichten over diefstal van koperen leidingen op bouwplaatsen en het onklaar raken van spoorwegtrajecten vanwege de nachtelijke activiteit van koperdieven - met de roof van bronzen en koperen beelden, o.a. uit de beeldentuin van het Singer Museum, verloor deze berichtgeving zijn charme.

Wat eerst nieuwsvermaak was (de moderne vorm van wat ook wel ‘leedvermaak’ wordt genoemd) werd nu ernst: Kunst geroofd, niet omdat het kunst is maar omdat het van koper of brons is! Brute gauwdieven zonder enig gevoel voor kunst haalden een Rodin van zijn sokkel, niet op bestelling van een excentrieke Texaanse oliebaron of Russische maffiatycoon, maar vanwege de stijgende grondstoffenprijzen op de wereldmarkt.

Het omsmelten van een kunstwerk vanwege de kiloprijs van het brons of koper lijkt wel een ironische vingerwijzing van de geschiedenis: was het niet Karl Marx die beweerde dat cultuur niets meer is dan de rook die opstijgt uit de schoorstenen van de economie? Hoe zou Marx het duiden dat kunstwerken worden omgevormd tot grondstof voor economische bedrijvigheid?

Zou het cultuurleven van de mens, het geestesleven zoals Rudolf Steiner het noemde, dan toch de samenleving, inclusief de economie, kunnen bevruchten; kunnen voorzien van nieuwe impulsen, nieuwe ideeën, nieuwe vaardigheden? Is het omsmelten van een Rodin een ‘Beuysiaanse act’ die verbeeldt hoe kunst de samenleving voedt…?

Nee. De beeldendiefstal was geen kunstroof maar platte diefstal van koper en brons, en daarmee ook een uitdrukking van de vitaliteit (of het gebrek aan vitaliteit) van het cultuurleven in onze tijd.


Vanuit een ander gebied van het geestesleven, de wetenschap, vernamen we onlangs (NRC van 9 januari, Marcel aan de Brugh: Voedingsstudies zelden kritisch) een signaal in dezelfde richting.

In dit bericht werd gemeld, op basis van een analyse van 206 wetenschappelijke studies naar het effect van voedingsmiddelen op de menselijke gezondheid, dat door de voedingsindustrie gesponsorde onderzoeken vier tot acht maal zo vaak een gunstig gezondheidseffect aantoonden in vergelijking tot niet-gesponsorde studies. “Voedingsdeskundigen die samenwerken met de industrie zijn zelden kritisch over de producten die ze onderzoeken, zegt prof.dr. Martijn Katan, hoogleraar Voedingsleer aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.”

Ja, leest u de voorgaande zin nog maar eens, want het is een echte hoogleraar die het zegt! En nu moet u niet gaan zeggen dat u dat zelf ook al wist, want dat telt niet mee: u bent immers geen hoogleraar en ook niet gesponsord!

Oorspronkelijke publicatie: Driegonaal (jrg.29, nr.1)