Oorlogsbuit
Solidaridad, een organisatie die zich inzet voor eerlijke handel, rekende uit dat van de ca 30 cent die de consument betaalt voor een koffiecupje, gemiddeld 0,6 cent voor de koffieboer is.
Dat mag geen verbazing wekken in een economie die beschreven wordt in oorlogstermen als ‘prijzenoorlog’, ‘de slag om de consument’, ‘het veroveren van de markt'.
Waar strijd heerst gaat het immers om ‘winnen’, ‘overleven’, ‘kansen pakken’, de andere partij ‘kapot concurreren’.
In een economie die werkelijk economisch zou functioneren, wordt de wederzijdse afhankelijkheid erkend en als basis genomen. Daar ontvangt de boer voor zijn product een prijs die hem in staat stelt zijn werk te doen zonder zorgen om zijn bestaansbasis. En dat zou net zo goed gelden voor alle anderen die werkzaam zijn in, in dit geval, de keten van boer tot consument.
In die economie zou er niet gespeculeerd worden door grote koffiehandelaren (zoals de afgelopen maanden op grote schaal gebeurt), die met opzet schaarste creëren en zou het ook niet zomaar kunnen gebeuren dat een internationale koffiegigant (JDE Peet’s, met merken als Douwe Egberts, Senseo en L’Or) die al een flinke winst realiseert (2024: 561 miljoen, 2023: 367 miljoen) eenvoudigweg besluit dat de winst omhoog moet. – Die winst vloeit immers in de zakken van lieden die op geen enkele manier zelf bijdragen aan het werk dat in de koffieketen verricht wordt. Zij halen hun oorlogsbuit binnen ten koste van degenen die het werk deden; ten koste van degenen die het resultaat van dat werk consumeren; ten koste van de aarde.