School shooting, wetenschap, sprookjes
In Amerika is de ‘school shooting’ al een ingeburgerd begrip: schietpartijen op scholen.
We weten inmiddels hoe het gaat. Een verdwaalde ziel trekt een school binnen en richt daar een bloedbad aan. Daarna: verbijstering, afgrijzen, gissen naar het motief van de dader, de stukjes informatie over hoe de dader tot zijn daad kwam en natuurlijk (in Amerika): de discussie over het vrije bezit van wapens.
Daarna dringt een volgende gebeurtenis naar voren op het toneel dat de media ons bieden - en is het weer wachten op de volgende school shooting.
Ergens in de nasleep van de discussie die een dergelijke gebeurtenis oproept is er ook altijd de vraag of de uitbundige hoeveelheid geweld waar de mens in de moderne wereld via de media aan blootgesteld wordt, al dan niet een rol gespeeld heeft in het handelen van de dader.
Op dat punt in de discussie treedt ook de onvermijdelijke deskundige op die ons voorhoudt dat de puur gewelddadige (en verslavend werkende) games die door miljoenen gespeeld worden, of de verheerlijking van geweld in films of tv-series, géén rol van betekenis spelen. Er zijn immers miljoenen anderen die dit geweld óók ‘consumeren’ en zij plegen toch ook geen moorden? Bovendien, zo verzekert de deskundige ons, er is geen wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat geweld in de media of in computergames aan geweld in de (echte) wereld bijdraagt.
Wetenschappers willen soms wel eens vergeten dat de werkelijkheid die zij onderzoeken al bestaat vóórdat zij hun onderzoek beginnen - of afronden. De werkelijkheid is er al voordat zij begrepen wordt. En alles dat wetenschappers, soms na zich jaren, decennia of zelfs eeuwen met een vraagstuk te hebben beziggehouden, ‘ontdekken’… was er zodoende al vóórdat zij het ontdekten, beschreven en begrepen.
Het nog-niet-aangetoonde, zo wil ik maar zeggen, kan er al héél lang zijn.
Ooit stond ik - als het mij toegestaan is dit stukje anekdotisch af te maken - op een publieksbeurs die gewijd was aan (zo werd het toen nog wel genoemd) ‘alternatief en gezond’ leven. In mijn kraampje had ik onder andere een flink aantal mooie sprookjes- en prentenboeken: prachtige verhalen met prachtige illustraties. Heerlijk om voor te lezen, een weldaad voor iedere kinderziel.
Aan het eind van de dag raakte ik in gesprek met een vader, hij had twee kinderen bij zich, die met een lichte verbazing naar mijn handelswaar keek. De man leefde zo bewust en gezond mogelijk, gezond eten, alternatieve geneeswijzen enzovoort. Maar wat deed ik daar nu op die beurs, met mijn sprookjesboeken?
Ik vertelde hem dat het volgens mij langzamerhand zo was dat toch iedereen wel weet dat het niet goed voor je gezondheid is om dagelijks fastfood te eten. Mede dankzij eerdere generaties ‘alternatievelingen’ is er op het punt van gezondheid en voedsel een aardig bewustzijn gegroeid voor wat gezond eten inhoudt.
Op een vergelijkbare manier, zo probeerde ik hem vervolgens te zeggen, kan toch eigenlijk ook voor iedereen inzichtelijk en duidelijk zijn dat de kwaliteit van ons ‘geestelijk voedsel’, van datgene dat we in ons bewustzijn opnemen, van evident belang is voor onze ‘geestelijke gezondheid’?
De aardige, bewust en gezond levende vader keek mij aan alsof hij vreesde voor mijn gezondheid. Mijn gedachte was voor hem onbegrijpelijk.
Zo werd me duidelijk dat veel mensen, zelfs bewust levende mensen, voor wat betreft hun ‘ziel’ dagelijks open huis houden: alles en iedereen kan er zijn rommel in kwijt: geweld, pornografie, leugens of illusies - kiep het maar naar binnen.
Het deert toch niemand…?