Van mens en dier

De mens is een inventief wezen. Hij woont, werkt en overleeft bij een temperatuur van min 40° C in Siberië, in de Sahara of in Patagonië. Mensen overleven ook in het hart van New York of in de sloppenwijken van Mexicostad.

Dieren hebben ook een drang tot overleven. Indiase olifanten schijnen het naar hun zin te hebben in Emmen, krokodillen in Antwerpen. Koeien staan het jaar rond in stallen zonder te weten hoe gras er uit ziet, varkens weten meer van vrachtwagens dan u en ik en miljoenen kippen hebben nog nooit een haan horen kraaien. Van nature leeft het dier daar waar de omstandigheden gunstig zijn en past de soort zich aan wanneer de omstandigheden niet al te schoksgewijs veranderen.

Zo niet de mens. Die heeft weliswaar het vermogen zich aan veranderende omstandigheden aan te passen maar maakt van dat vermogen nauwelijks nog gebruik. De moderne mens past eerder de omstandigheden aan dan dat hij zichzelf aanpast. Het besef van grotere, natuurlijke samenhangen, bijvoorbeeld die van klimaat, geografie, planten- en dierenrijk enerzijds, de mens zelf anderzijds, is voor de mens geen deel meer van zijn dagelijkse werkelijkheid.

Het blijkt een vergissing te zijn wanneer daarmee ook wordt aangenomen dat die grotere samenhangen er niet meer zijn.

Flarden van zo’n grotere samenhang worden soms even zichtbaar. Dan spreken we van een varkenspestepidemie, van een BSE-crisis, van kippenvlees dat langdurig verhit moet worden voordat het gegeten kan worden of van een mond- en klauwzeerepidemie. Dan wordt er gezegd dat de intensieve dierhouderij is doorgeschoten. Dan moet, althans volgens de minister van Landbouw, ‘de schaamte terugkomen’.

Het wordt echter tijd dat ook nog andere grote samenhangen in het dagelijks bewustzijn worden binnengebracht. Omdat de moderne mens blijkbaar alleen nog door eigen ervaringen tot inzicht komt, die bovendien steeds indringender moeten zijn opdat er nog enige werking vanuit kan gaan, rijst de vraag of de huidige mond- en klauwzeerepidemie niet zou kunnen bijdragen aan het terugbrengen van ‘de schaamte’ daar waar die schaamte thuishoort.

Verstandige en beschaafde mensen spreken hun verontwaardiging uit over de koeienverbrandingen zoals die in Engeland worden uitgevoerd. Dat is goed te begrijpen. Maar laten we eerlijk zijn: zijn deze koeienverbrandingen wezenlijk anders dan de normale gang die koeien (of varkens, of schapen, of kippen) maken binnen het systeem van de moderne intensieve dierhouderij? Is het vanuit economische motieven beargumenteerde besluit om niet preventief tegen MKZ te vaccineren werkelijk een buitensporig iets dat niet zou passen in de huidige praktijk? Als we eerlijk zijn en blijven, antwoorden we twee keer: nee!

Het zijn slechts de consequenties van de huidige economische praktijk. Het nieuwe is slechts dat de consequenties van deze praktijk nu, gedeeltelijk, zichtbaar zijn geworden. Of dit ook zal leiden tot een verandering van die praktijk? Daarvoor moet gevreesd worden.

Misschien zouden die consequenties nog indringender in de ervaringswereld van de moderne mens beleefbaar moeten worden. Koeienverbrandingen voor elke supermarkt in het land, voor de ministeries van Landbouw, Economische Zaken en van Financiën, op het Binnenhof, voor alle banken, voor de EU-gebouwen in Brussel, voor de hoofdkantoren van de internationale voedselgiganten, van de gentech-multinationals, de chemische farmaceuten, de veevoederindustrie enzovoorts.

Zo kan de schaamte terugkeren. Bij de consument die nu eindelijk een deel van het onzichtbare prijskaartje van zijn dagelijkse lapje vlees te zien krijgt. Bij de ministeries voor vijftig jaar falend landbouwbeleid en voor hun bijdrage aan de prijsvervalsing die het mogelijk maakt dat dieren duizenden kilometers dwars door Europa gesleept worden en in de winkel nog steeds niets kosten. Bij de parlementariërs die dit alles legitimeerden. De bankdirecteuren die de hele boerenstand in hun greep hebben. De leden van de Europese Commissie, die uit schaamte niet durven te bekennen dat de opeenhoping van crises in de landbouw goed past in hun beleid om de landbouw in de EU te saneren en over te brengen naar landen waar het allemaal nog goedkoper kan. Bij de voedselgiganten omdat ze het zicht op de samenhang tussen mens en landbouw wegnemen en bij elke ontwikkeling garen spinnen. Bij de gentechbedrijven omdat ze de hemel op aarde beloven. De chemisch farmaceuten omdat ze varken, koe en kip helpen ‘te overleven’ in de moderne landbouw.

In tegenstelling tot het dier beschikt de mens over het vermogen de consequenties van zijn eigen handelen waar te nemen en te overwegen. Of is dat soms ook verleden tijd?


Oorspronkelijk gepubliceerd in: Driegonaal, jrg.25, nr.2