Woorden, gevoelens, gedachten

De media lopen ervan over: van onbegrip, verdachtmakingen, beschuldigingen, vuilspuiterij, haat – van de onmenselijkheid die tussen mensen ‘heen en weer gaat’. Kolkende stromen van tegenstellingen. Opgeroepen door corona, de oorlog in Oekraïne, het geweld in Israël en Gaza, het nieuwe kabinet… Nederland. Dankzij de zgn ‘social media’ kan iedereen meedoen en het zijne toevoegen aan het schuim en de spetters die de op elkaar botsende golven van de publieke opinie opwerpen.

Het effect van veel van deze ‘communicatie’ bestaat uit niets anders dan het oproepen en aanjagen van emoties. Terwijl de communicatie zelf in veel gevallen ook neerkomt op ‘het delen van emoties’. – En, wie kent het gevoel niet: het kan voldoening geven je emoties eens flink te uiten.
Toch zou het ook een vraag kunnen zijn: wat is eigenlijk de betekenis van mijn emotie voor een ander? Is het wenselijk of nodig dat die ander daarvan kennis neemt; of ligt de betekenis erin dat ik eens lekker tot uiting breng wat in mij leeft?
Het is natuurlijk een beetje bot om deze vragen te stellen. Ter verzachting: ik heb er geen antwoorden bij. En ter verduidelijking: ik heb het hier over datgene wat mensen via social media de openbare ruimte in slingeren en ik onderscheid ‘emotie’ van ‘gevoel’. ‘Gevoel’ is (hier): wat overblijft van mijn emotie nadat ik er innerlijk bij stilgestaan heb. Stilgestaan: ik heb mijn emotie in stilte in me opgenomen, heb gevoeld wat die emotie in mij deed en waarin ik door die emotie geroerd of geraakt ben. Daarmee is die emotie weg en is er (misschien) een gevoel, als residu, overgebleven. - Dat kan verrijkend zijn. Voor mezelf. En misschien ook, in gesprek, voor anderen.
Met de ‘transformatie’ van emotie in gevoel hebben we ons uit de kolkende stroom van tegenstellingen bevrijd. Het gespetter en geschuim is over. Nu kunnen we op een ander niveau communiceren. Misschien onderzoeken en begrijpen. Misschien zelfs tot een passende handeling komen.

Tussen onszelf en de wereld kan dus ‘de emotie’ staan, als een armoedige variant van wat een echt voelen ons kan brengen. Op een soortgelijke manier is er ook in ons denken een armzalige ‘variant’ die ons zicht op de wereld belemmert, zodat we schaduwen aanzien voor de werkelijkheid.
De armzalige variant van ons denken is ‘het denken in groepen’. Bijvoorbeeld: wappies, Russen, Oekraïners, joden, Israëliërs, Palestijnen, PVV-kiezers, linksen, VVD-ers,… vul maar in of aan.
Wie meent de werkelijkheid te raken wanneer hij zegt: “De joden zijn ….” of “De PVV-kiezers hebben …” (vul zelf in wat er met de puntjes gezegd wordt) vergist zich.
Met een dergelijke uitspraak, waarmee we iets denken te zeggen over een hele groep, beschrijven we nooit de werkelijkheid. Alle denkbare groepen bestaan uit individuen, uit individuele mensen die veel anders en veel meer zijn dan wat we hen als ‘groepseigenschap’ willen aankleven. Een dergelijke generaliserende uitspraak berust op niets en brengt ook niets dat bijdraagt aan welke positieve ontwikkeling dan ook.

We zouden geen genoegen moeten nemen met uitspraken of meningen die uit zo’n armoedig voelen of denken voortkomen. En het zou een interessante oefening zijn om een gesprek te voeren over de gebeurtenissen in Israël en Gaza, of over de verkiezingsuitslag in Nederland, zonder daarbij ook maar één keer over een bepaalde ‘groep’ (welke dan ook) te spreken. Hoe zou ons denken daarover dan bewegen; welke woorden blijven dan nog over; wat zouden we dan nog kunnen zeggen?

(jh)