Associaties: een netwerkstructuur (Rudolf Steiner over associaties - 3)
De economie gedijt meer bij samenwerken dan bij concurreren. Het samenwerken gebeurt in de zgn ‘associaties’. Hoe verhouden deze associaties zich tot elkaar?
Netwerkstructuur, opbouw vanaf de basis, vanuit de realiteit
Steiner spreekt erover dat de afzonderlijke associatie overzichtelijk moet zijn en dat zich tussen de verschillende associaties een netwerkstructuur zal gaan vormen.
GA 335 blz. 181: Verlangd wordt dat ze zich zelfstandig vormen op grond van vakkundigheid en kennis van zaken van de medewerkers en dat de ene organisatie, die onder dergelijke voorwaarden slechts een zekere grootte kan hebben, dan op een bepaalde manier aan een andere, aan een derde, aan een vierde aanhaakt; afhankelijk van de wijze waarop dergelijke associaties zich vormen, zullen ze zich dan weer met elkaar associëren. Zo zal een netwerk van economische associaties ontstaan. Dan zal degene die in de ene associatie werkzaam is, weten: ‘In de andere associatie, waarmee ik te maken heb in de circulatie, in de uitwisseling van waren, daar zijn anderen die ik ken werkzaam’. Zo overziet men de verhoudingen van de beide associaties. Via een overeenkomst is de onderlinge relatie geregeld. Op deze manier kan men concreet in het economische gebied naar binnen kijken. Door het associatieve principe worden overzichtelijke verhoudingen geschapen; het leven is daarmee zo vorm gegeven dat men ervan kan leren. De tijd verlangt nu dat de onoverzichtelijkheid van het economische leven door het associatieve principe wordt vervangen, dat het wordt vervangen door iets dat overzichtelijk is…
Tegenwoordig zouden we wellicht van een federalistische structuur spreken, die gevormd wordt van de basis uit, dus niet van boven naar beneden. Steiner zegt op een andere plek:
GA 337a blz. 74: Omdat alles in het economische leven zich dient te ontwikkelen vanuit daadwerkelijke ervaring en een daadwerkelijk beheersprincipe van de concrete op zichzelf staande geleding, kan dat wat in het economische leven aan organisatie beschikbaar is, ook alleen maar op een dergelijke basis groeien, dat wil zeggen, er kan zich in het economische leven slechts een zakelijk goed beheer ontwikkelen vanuit de economische ervaring en vanuit de economische feiten en principes.
Er zal geen centrale parlementaire vertegenwoordiging ‘aan de top’ zijn, maar een structuur van associaties, coalities, beroepsverenigingen, van het samenvloeien van productie en consumptie enzovoort, die zich organiseren en die beheerd kunnen worden. En deze structuur zal ook tot een zekere top, een soort centraal orgaan neigen. Dat kan echter niet dezelfde structuur zijn die tot uitdrukking komt in wat als rechtsstelsel zelfstandig moet worden afgesplitst.
Ook degenen die actief zijn bij de overheid en in het geestesleven, zijn met hun economische belangen bij de associaties betrokken.
GA 337a blz. 142: Natuurlijk behoort tot dit netwerk van economische instituties – met betrekking tot het economisch handelen – ook al datgene, wat in het rechtsleven, bij de overheid functioneert en verder ook wat actief is in het geestesleven. Het geestesleven als zodanig heeft zich onafhankelijk op eigen benen geplaatst; degenen echter die in het geestesleven werkzaam zijn, moeten ook eten, drinken en zich kleden; zij moeten daarom van zichzelf uit ook weer economische verbanden vormen die zich als zodanig in het economisch leven moeten plaatsen, en zich daar associëren met die verbanden, die op hun beurt weer hun belangen kunnen dienen. Hetzelfde moet gebeuren met de verbanden van de mensen die actief zijn bij de overheid. Aldus zal het economische leven al die mensen omvatten, die in het sociale organisme aanwezig zijn – net zoals in de twee andere geledingen, in het rechtsleven en het geestesleven, al diegenen aanwezig zijn die tot het sociale organisme behoren.
De mensen maken alleen vanuit verschillende perspectieven deel uit van de drie geledingen van het sociale organisme. Waar het op aan komt is het gegeven dat het sociale organisme niet geleed is naar standen maar naar perspectieven en dat elk mens met zijn eigen specifieke belangen deel uitmaakt van elke geleding van het sociale organisme.
Opdrachten aan agenten en agentschappen
Steiner heeft enerzijds benadrukt dat de deelnemers aan het economische leven elkaar binnen associaties moeten gaan ontmoeten en zich aaneensluiten. Hij heeft er echter ook rekening mee gehouden dat personen met de juiste vaardigheden speciale opdrachten kunnen krijgen. Hij noemde ze agenten of agentschappen. Zij worden uitgezonden met de opdracht behoeften te onderzoeken. Dat moeten ze echter niet doen als de vertegenwoordigers van productieondernemingen die moeten zorgen voor de winst van hun opdrachtgevers.
GA 338 blz. 168: Zo heeft men in associaties in eerste instantie te maken met mensen die zich informeren over de behoeften binnen een bepaald gebied om dan vervolgens onderhandelingen op te starten (geen wetten te maken) over de noodzakelijke productie … men zal in de associaties eerst objectieve agentschappen, agenten nodig hebben die er niet louter in geïnteresseerd moeten zijn dat degene voor wie ze agent zijn, zo veel mogelijk verkoopt, maar die zich afvragen welke behoeften er zijn en die deskundig zijn in de wijze van produceren, opdat in deze behoeften wordt voorzien.
Dergelijke deskundigen zijn niet alleen noodzakelijk voor het bepalen van de behoefte, want:
GA 338, blz. 169: Daarmee heeft men zo gezegd het eerste lid van de associaties. Het tweede lid komt voort uit de rij van degenen die het goederenverkeer verzorgen, die dus, als ergens een product gefabriceerd wordt, dit moeten verladen, respectievelijk die handelingen moeten inleiden dat het product wordt verladen opdat het op de plek terecht komt waar men het nodig heeft.
(…) Zodat wij als het ware kenners van de consumptie hebben, deskundigen op het gebied van de handel en als derde vakkundigen op het vlak van de productie. Die komen voort uit het vrije geestesleven, want dit omvat alles, wat als vaardigheden uit het geestelijke in het productieve leven binnenstroomt … de deskundigheid stroomt door onderwijs en onderricht uit het vrije geestesleven naar buiten.