Associatieve economie en het verhaal van de straatstenen
Een gezonde economie is gebaat bij onderlinge afspraken, die economisch gezien effectief zijn. In de praktijk zijn dat soort afspraken wettelijk gezien verboden. Dat ondervonden een twintigtal producenten van betonnen straatstenen die in 2006 door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) een boete kregen opgelegd.
Zij hadden onderlinge afspraken gemaakt over het verdelen van binnengekomen orders. Volgens de wet op de mededinging is dat strafbaar omdat het de vrije concurrentie belemmert en de markt(afnemers) zou benadelen.
Natuurlijk is het goed dat er een onafhankelijke autoriteit is, die toeziet op een gezonde werking van het economische verkeer. Monopolievorming en onderlinge prijsafspraken die nadelig zijn voor de consument dienen verboden en bestraft te worden. Toch kunnen we de vraag opwerpen of in het geval van de betonnen straatstenen opzet en bedoeling was om de markt te verstoren of te benadelen, of dat er misschien sprake was van een gezonde economische intuïtie om zelfstandige bedrijven zinvol te laten samenwerken.
1Een betonnen straatsteen is, technologisch gezien, een eenvoudig te produceren standaardproduct waarop geen concurrentievoordeel te behalen valt door je te onderscheiden in kwaliteit (kleur, afmeting of samenstelling) of service. De overheid, en met name provincies en gemeenten, is de grootste afnemer van deze stenen, die worden gebruikt voor de bestrating van straten en voetpaden, en hanteert daarbij standaardeisen. De ‘straatstenenmarkt’ is dus een pure prijsmarkt waar bedrijven ertoe veroordeeld zijn om elkaar te beconcurreren op prijs. Door deze concurrentie zal de marge slinken en de verkoopprijs nauwelijks boven de kostprijs liggen. Zakt men onder de kostprijs dan leidt dat op de langere termijn tot faillissementen
In het door de NMa bestrafte overleg inventariseerden de producenten de onafhankelijk van elkaar ontvangen orders en verdeelden deze onder elkaar. Dankzij deze hoeveelheids-afspraken kon de productiecapaciteit van de verschillende bedrijven optimaal worden ingezet: bedrijven hoeven geen productie stil te leggen en personeel te ontslaan omdat ze te weinig orders hebben en andere bedrijven hoeven geen extra investeringen te plegen en extra personeel aan te nemen omdat zij juist veel orders hebben. Dergelijke onderlinge afspraken kunnen juist gezond op de economie werken omdat ze verspilling van menskracht, machines en grondstoffen helpen voorkomen. Een vorm van associatieve economie dus.
Geen economisch maar een juridisch verschil
Veel bedrijven in andere sectoren doen hetzelfde, denk maar aan Van der Leegte (VDL), een conglomeraat van bedrijven in de metaalsector, en Damen Shipyards als verzameling van kleinere bedrijven in de scheepsbouw. Het enige verschil is dat zij een juridisch geheel vormen (BV of NV). Dat maakt een onderlinge (interne) verdeling van binnengekomen orders wél geoorloofd. De geldende economische wetgeving ‘dwingt’ bedrijven dus als het ware om elkaar kapot te concurreren of te fuseren door elkaar over te nemen, waardoor een oligopolie of zelfs een monopolie kan ontstaan dat de markt wél kan overheersen. Het meest bekende voorbeeld daarvan was Joep van de Nieuwenhuizen, die eind jaren negentig geprezen werd als vindingrijke, Brabantse bedrijvendokter die kleinere metaalbedrijven overnam en inlijfde in de Begemangroep. Na jaren van acquisities werd hij zo groot dat hij reuzen als het defensieconcern RDM kon overnemen. Daarna raakte hij echter steeds vaker in opspraak vanwege financiële malversaties. Zo loopt er momenteel een juridische procedure tegen hem wegens verdenking van het betalen van steekpenningen aan het regime Pinochet in Chili rond de verkoop van Leopardtanks.
Concurrentie en rentmeesterschap
Hoezo gezonde “vrije concurrentie”? Vrije concurrentie op het gebied van ideeën en technologische innovaties om economische processen nog efficiënter en doelmatiger te laten verlopen is een goede zaak. Goed ondernemerschap is juist een vorm van goed rentmeesterschap om alle productiefactoren (kapitaal, machines, arbeid, informatie en grondstoffen) zo in te zetten dat er een goed economisch resultaat geleverd wordt met minimale verspilling en optimaal rendement.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw schreef de Engelse econoom E.F. Schumacher een boekje “Small is beautiful” dat werd omarmd door de anti-kapitalistische kleinschaligheidsbeweging. Schumacher is veelal verkeerd begrepen. Hij nam de menselijke maat als uitgangspunt en gaf aan dat de technologie kleinschalige menselijke productieverhoudingen moest creëren en geen mammoeten van conglomeraten, zoals de moderne multinationals. Maar veel belangrijker nog was zijn overtuiging dat iedere economische activiteit zijn eigen “optimale schaal” had. Voor energieopwekking of waterwinning is dat een andere schaal dan voor broodbakken of de productie van papier.
Zoals het axioma luidt: in de economie gaat het om ‘schaarse’ goederen. Daar goed mee omgaan is de hoofdopgave van ieder economisch systeem en dat houdt in dat verspilling in alle opzichten dient te worden voorkomen. Volledige vrije mededinging leidt vaak tot verspilling en zelden tot de gewenste innovaties.
Een associatieve economie met onderlinge afspraken voldoet daaraan wel. De door Rudolf Steiner bepleite solidariteit in het economische verkeer verdient een echte kans boven de nu gehanteerde vrijheid in het economische verkeer, die meer een gedwongen vrijheid is die tot met grote economische schade leidt. Solidariteit in de economie betekent de belangen van alle partijen (producenten, handelaren en consumenten) respecteren en onderling in balans brengen. Dan zijn afspraken over kwaliteit, hoeveelheden, plaats en prijs noodzakelijk en zinvol!