Rudolf Mees

De goudprijs als graadmeter

Bij tijd en wijle kunnen we weer in de kranten lezen, dat de prijs van goud een volgende sprong omhoog heeft gemaakt. Iedereen weet dat goud - een edel metaal - erg kostbaar is. Toch blijft het verloop van de goudprijs een geheimzinnig, erg ondoorzichtig gegeven. Allereerst: waar slaat die goudprijs op?

Deze geeft een bedrag weer, dat een bepaald gewicht aan zuiver goud opbrengt in de internationale handel. De schommelingen in die prijs werken natuurlijk ook door in de waarde van gouden voorwerpen of dingen, waarin goud verwerkt wordt. Dat kun je niet zo nauwkeurig volgen, omdat je nu eenmaal niet dagelijks gouden voorwerpen koopt of verkoopt.

De internationale goudhandel speelt zich ver achter de schermen van ons dagelijks leven af in financiële centra zoals Londen en Zürich. Het aanbod van goud wordt onder anderen bepaald door de winning van goud, waarbij Zuid-Afrika een zeer belangrijke bron is.
Een andere bron van aanbod kan zijn wanneer een centrale bank om één of andere reden een stukje van zijn goudreserves verkoopt. Zo heeft de centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, die na de oorlog over de grootste goudvoorraad in onze wereld beschikte, gedurende de afgelopen jaren regelmatig uit deze voorraad verkocht. Ook landen als de Sovjet-Unie komen af en toe als verkopers in de markt. De Sovjet-Unie wint overigens zelf ook veel goud in Siberië. Wie koopt nu al dat goud? Allereerst het publiek in landen waar je goud mag kopen. Dat doe je dan in de hoop, dat dat goud in prijs zal stijgen. Gebeurt dat niet, dan is het een slechte belegging geweest, omdat goud nu eenmaal niet ‘werkt’ en geen rente oplevert.

Vroeger en vermoedelijk nu ook nog werd veel goud gekocht in landen van het Midden- en Verre Oosten. Daar was en is het nog gebruikelijk om spaarcenten om te zetten in goud of gouden munten.
Een andere groep kopers wordt gevormd door de centrale banken van landen, die grote overschotten op hun betalingsbalans hebben. Die overschotten wil men liever niet aanhouden in geldsoorten, die wel eens in waarde kunnen afnemen - denk maar bijvoorbeeld aan de waarde-teruggang van de dollar en het pond! - maar liever in het ‘waardevaste’ goud. Grote kopers waren in de afgelopen jaren de (centrale) banken van Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en… Nederland.

Een derde partij in de markt is de industrie. In vele technische - vaak hoogwaardige - technieken wordt veel goud verwerkt, soms meer dan wij denken. Tot zover een paar feiten, die natuurlijk alleen enkele puntjes uit een zeer ingewikkelde wereld aanduiden.

Goud wordt graag gekocht, omdat we ervan uitgaan, dat het een zekere, veilige belegging vormt. De waarde mag dan wel eens schommelen (meestal naar boven toe, hetgeen prettig is) maar ‘waardeloos’ zal het, denken wij, toch niet worden. En waar kun je nog in deze wereld uiterlijke zaken vinden, waarvan je ten aanzien van de waarde zo zeker kunt zijn? Om van innerlijke zaken maar te zwijgen.

Daarmee komen we eigenlijk midden in het vraagstuk van de goudprijs terecht. Zuiver uiterlijk gezien zal de prijs verband houden met vraag naar en aanbod van goud. Maar dat is alleen maar de uiterlijke kant.

Het grootste deel van het goud, dat wij uit de grond halen vindt zo snel mogelijk weer zijn weg naar de kluizen van (centrale) banken… onder de grond. Ook wanneer we zelf gouden voorwerpen kopen, is afgezien van enkele momenten dat we er gebruik van maken - sieraden! - de belangrijkste vraag hoe je dat goud veilig kunt opbergen, verstoppen. Het lijkt wel alsof goud, dat in lang vervlogen tijden als blijk van een bloeiende cultuur alom zichtbaar was - men denke aan de Inca’s, de Farao’s - nu angstvallig verborgen moet worden voor het zonlicht.

Wanneer je zo de houding van de manier waarop we in onze cultuur met het goud omgaan op je in laat werken, moet je onwillekeurig denken aan kabouters, die hun schatten onder de grond bewaren. Bij de kabouters is dat een natuurlijke zaak - men leze de sprookjes erop na. Maar zijn wij kabouters? Als je de eigenschappen van kabouters in negatieve zin interpreteert dan moet het antwoord bevestigend zijn. We weten heel veel af van natuur en natuurkrachten. Maar we missen nog de wijsheid om ermee om te gaan. We hebben erg veel welvaart verzameld, maar we kunnen die nog niet met anderen delen. We zijn onzeker omtrent onszelf en de toekomst ondanks de kastelen van sociale en wetenschappelijke zekerheden, die we om ons heen gebouwd hebben.

Diep in ons hart weten we best, dat ons weten naar wijsheid zoekt. Dat ‘onze’ welvaart niet ‘van ons’ is. Dat ‘sociale zekerheid’ een illusie is zonder echte naastenliefde. Dat hoofd en hart elkaar zullen vinden.

De wereld, waarin we leven, met zekerheden omgeven, zoals er waarschijnlijk nog nooit eerder geweest zijn, klinkt erg hol, wanneer je erop klopt.

Van binnen zijn we onzeker, meer dan ooit. En de mensheid vraagt dan om goud als zekerheid, zekere waarde, die je veilig ergens op kunt bergen.

Je zou wellicht kunnen zeggen, dat de uiterlijke prijs van goud een graadmeter is van de innerlijke onzekerheid, die onze cultuur kent. Een hoge goudprijs wijst dan op een hoge mate van onzekerheid.

Dat is een wat merkwaardige vertaling van de goudprijs, die we af en toe in de krant genoteerd zien. Zoals vroeger de goudschat in een beschaving de innerlijke kracht daarvan weergaf, zou je nu kunnen zeggen, dat het precies het tegenovergestelde is geworden. Daarom verstoppen we die goudschat diep in de grond.

De niet zo verre toekomst zal leren of we een weg weten te vinden, waarlangs het goud weer het zonlicht mag aanschouwen en wij het weer aandurven de glans daarvan te zien. Ik denk, dat de goudprijs dan een heel andere achtergrond zal krijgen.

Oorspronkelijk gepubliceerd in: Jonas, 6, 16-11-1979