John Hogervorst en Ro Naastepad

"Een volgende stap ..." (01)

“Een volgende stap in de ontwikkeling van het economisch denken” - een interview met Christopher Houghton Budd

In de openbare discussie over economie en de huidige economische crisis hoor je vaak dat economie geen wetenschap is. Hoe ziet u dat?
CHB: Als je dat aan Rudolf Steiner zou vragen, zou het antwoord zijn ‘nog niet’. In zijn voordrachten over economie1 legt hij uit wat hij daarmee bedoelt. Hij doelt hiermee met name op de epistemologische uitdaging van het ‘denken met dat wat van de aarde wegvliegt’, van niet inductief maar ook niet deductief redeneren,  van het weten hoe te denken met inachtneming van veelsoortige wederkerig onafhankelijke variabelen en zo verder. Hij gebruikt ook beelden,  zoals de econoom als wetenschapper in de destilleerkolf en niet er buiten. De conventionele economie probeert een  serieuze wetenschap te zijn door de natuurwetenschappen na te doen en te lenen bij de wiskunde. Het resultaat is een kunstmatige wetenschap die zich in wetenschappelijk jargon hult maar in feite vooral bestaat uit veel giswerk, vermoedens en veronderstellingen die niet nader onderzocht worden, zoals bijvoorbeeld de uitspraak ‘de hulpbronnen zijn schaars’ waar zo ongeveer ieder studieboek economie mee begint.

Associatieve economie lijkt een gebied dat nog ontdekt moet worden. Economen zijn niet geïnteresseerd in wat Steiner over economie te zeggen heeft en antroposofen besteden over het algemeen weinig aandacht aan de economie. Is dit een probleem?
CHB: Dat wat Steiner ‘de ware economie’ zou noemen is voor de meeste mensen een uitdaging, zowel voor economen als voor mensen in de antroposofische beweging. Zijn cursus economie werd destijds door de deelnemers  als een van de zwaarste ervaren die hij ooit gaf. Hij had er hoge verwachtingen van. Zo zei hij aan het begin van de cursus, “in de economie denken we met dat wat van de aarde wegvliegt”. Technisch gesproken betekent dat deductief noch inductief denken, of denken met veelsoortige en wederzijds relaterende variabelen. Dit is bijna onmogelijk om te doen. Het komt ruwweg neer opeen spirituele wetenschap, iets wat al moeilijk genoeg is om te bereiken, laat staan te onderhouden.

U benadrukt dat Steiners visie op de economie niet een alternatieve manier van kijken maar de nieuwe standaard is. Als Steiner daadwerkelijk de nieuwe manier van denken over de economie zou vertegenwoordigen, hoe zou de economie er dan nu uitzien? Wat zouden de voornaamste verschillen zijn met de economie zoals we die nu kennen?
CHB: Ik beweer dat het geen alternatief is omdat het beoogde doel van de spirituele wetenschap is om door te gaan waar de natuurwetenschappen stoppen. Steiner bedoelt met spirituele wetenschap niet een alternatief maar een volgende stap in de ontwikkeling van het economisch denken. Dat is een heel lastige opgave want het betekent dat men zich moet afvragen wat het juiste is om te doen: een algehele verandering? Een parallel universum? Newton vervangen door Goethe? Of nuanceren wat er ontbreekt door het economisch materialisme, niet er overheen of onderdoor of ervan weg.

Er zijn meerdere belangrijke verschillen maar de voornaamste zijn: de idee van drie soorten geld in plaats van drie geldfuncties; land, arbeid en kapitaal als factoren van prijsvorming in plaats van productiefactoren en de uitbreiding van de vraag en aanbodtheorie totdat deze de hele wereldeconomie omvat. De idee dat land en kapitaal als buiten het economisch proces staan. Al deze ideeën hebben hun tegenhanger in termen van toegepast beleid en instituties. Al deze ideeën werken impliciet door in beleid en instituties.

In de Angelsaksische wereld, die aantoonbaar het paradigma voor het economische leven domineert en dicteert, is Rudolf Steiner tot voor kort oorverdovend afwezig. Tegenwoordig kan men diverse verhandelingen vinden die hem citeren of direct zijn werk betreffen, zoals in het werk van Guido Preparata, Arthur Edwards, mijzelf en anderen. Langzamerhand wordt Steiner onderdeel van de discussie, waarbij het van belang is dat diegenen die naar hem verwijzen de nodige kwalificaties en geloofwaardigheid dienen te hebben en een zekere status in de academische wereld. Ofschoon het laatste minder belangrijk is dan dat Steiners ideeën algemeen goed worden, alhoewel dit kan betekenen dat hij op een wijze wordt geïnterpreteerd waarmee antroposofen niet zouden kunnen instemmen! Bijvoorbeeld, sluit Steiner meer aan bij het neo-liberalisme of bij het Keynesianisme?

Dit raakt aan de vraag wie zijn ‘medestanders’ zijn. In mijn optiek, omdat het in de associatieve economie juist niet gaat om de staat die het economische leven overneemt, zijn diegenen die de staat die centrale rol wel geven, dus niet zijn medestanders. Dat zijn bijvoorbeeld de aanhangers van Keynes. Het zijn ook de monetaire hervormers uit de alternatieve of New Age hoek die willen dat de staat de uitgifte van geld en het verstrekken van krediet op zich neemt. Al zulke financiële- of bancaire functies zouden, wat betreft Steiner, door associaties geleid moeten worden en niet door externe instanties.

Daarnaast is de term neo-liberaal ook een uitdaging omdat het rond de specifiek Aristotelische opvatting van ‘liberaal’ is gevormd. Hier vind je vele overlappingen, met name bij de Oostenrijkers. Maar niet alles is wat het lijkt en men dient op dit gebied heel behoedzaam te werk te gaan. In elk geval geven de Oostenrijkse economen de staat tenminste een veel kleinere rol dan de staat tegenwoordig heeft. Een duidelijk onderscheid  is dat de Oostenrijkers vasthouden aan het principe van de vrije markt en de vraag en aanbod-theorie a la Adam Smith, terwijl Rudolf Steiner in de achtste  voordracht van de Wereldeconomie zeer nauwkeurig laat zien hoe Adam Smiths denken over dit thema niet adequaat was.

En dan is er nog de dimensie van de verbindingen. Deels heeft het onder de aandacht brengen van Steiners ideeën te maken met ze op de juiste manier te interpreteren; voor een ander deel heeft het te maken met het verbinden van deze ideeën met de praktijk van alledag. En dan speelt natuurlijk ook de geloofwaardigheid van de voorstanders van Steiners ideeën een rol en de vraag wie men ontmoet. Soms is het makkelijker om een idee dat te moeilijk is om te accepteren te horen uitspreken door iemand die men in de eerste plaats kent als medemens - bijvoorbeeld in een ongedwongen samenzijn bij een kop koffie. Dit gaat zo in het algemeen op, is mijn ervaring. Veel van de afstand tussen de antroposofie en het algemene culturele leven in de Angelsaksische wereld is het resultaat van antroposofen die zich afzijdig houden van de algemene cultuur. Of die vasthouden aan een on-Engelse, geïmporteerde versie van de antroposofie. Deze manier van doen creëert zelden vrienden en resulteert er meestal in dat de antroposofie wordt getolereerd als iets vreemds, wat natuurlijk geen werkelijke acceptatie betekent.

Noten:
1: Rudolf Steiner, Economie - De wereld als één economie, ISBN 9789492326034, Nearchus CV Assen 2016