"Een volgende stap..." (02)
“Een volgende stap in de ontwikkeling van het economisch denken”
- een interview met Christopher Houghton Budd -
U benadrukt dat ieder mens in staat zou moeten zijn zijn lotsbestemming te vervullen. Om die reden zouden initiatieven en capaciteiten van mensen gefinancierd moeten worden. Steiner gebruikt het beeld van het bloed dat door het menselijk lichaam stroomt en gebruikt wordt voor wat het hoofd produceert. Op dezelfde manier zou kapitaal moeten rond stromen om de diversiteit van menselijke talenten en geaardheden te helpen ontwikkelen. Zoals u het uitdrukt: kapitaal is de lucht onder onze vleugels. Maar miljoenen mensen groeien op in omstandigheden die hun vleugels hebben verlamd. Als kapitaal verbonden dient te worden aan capaciteiten en initiatief, wat is dan het perspectief voor deze mensen?
CHB: Zo’n situatie ontstaat daar waar geen goede balans is tussen koopgeld en leengeld. Deze balans komt pas in orde wanneer we gaan werken met de ‘juiste’ prijs. En daarmee bedoel ik Rudolf Steiners formule: betaal de producent het volle pond van wat hij, én diegenen die van hem afhankelijk zijn, nodig hebben totdat zij een zelfde product kan maken. Wanneer we minder dan de volle prijs betalen, dwingen we de producent het verschil bij te lenen. Dit is het begin van de inherente schuldenlast, de uitbuiting van iedereen door iedereen. Dit is de oorzaak van de onevenwichtige verdeling van de rijkdom. Na verloop van tijd zal het hanteren van de juiste prijs deze situatie veranderen.
In veel gevallen lijken het de aandeelhouders te zijn, de eigenaren en hun managers - en misschien (juist) niet de ondernemers - die er toe neigen de prijzen te manipuleren. Is de manier waarop we met eigendom omgaan het grootste struikelblok om tot een eerlijke prijsvoering te komen?
CHB: Voor wat betreft het eerste punt, ben ik niet zeker of ik instem met dat alleen bepaalde mensen de prijzen manipuleren. In Steiners eerste commentaren (1906) zegt hij dat er maar één manier van uitbuiten is, en dat is de wederzijdse vorm van uitbuiten die iedere keer dat we niet de juiste prijs betalen optreedt. Meestal gebeurt dit niet met opzet, uit gewoonte, door er niet over na te denken enzovoorts. Maar als men eenmaal begint na te denken over een eerlijke prijsvoering dan denk ik dat iedereen, ondernemers incluis, voor een uitdaging staan.
Voor wat betreft het tweede gedeelte van de vraag: dat hangt er van af. Het eigendom van productiemiddelen zou in handen moeten zijn van iemand met de juiste competenties, een concreet persoon dus. Als de productiemiddelen op een abstracte manier worden beheerd - bijvoorbeeld omdat je ze kon kopen, omdat je ze hebt geërfd of omdat je ze gestolen hebt - oftewel op grond van wat dan ook maar niet op basis van de competenties die het bezit rechtvaardigen, ja, dan hebben we daadwerkelijk te maken met een grote ‘prijsvervalser’. En omdat de productiemiddelen de activa zijn die met het kapitaal corresponderen (ze dienen als onderpand van krediet), dan doet het er hoe het eigendom van het kapitaal geregeld is, wie het bezit enzovoorts.
Een overduidelijk belangrijk actueel probleem is dat veel kapitaal in handen is van instituties (pensioenfondsen, de staat et cetera) en dat betekent dat het op afstand is en dit geeft de mogelijkheid dat ‘bestuurlijke’ of ‘regulerende’ ideeën die los staan van de economische feiten zelf een rol gaan spelen. Dit is natuurlijk iets waar associaties zich mee bezig dienen te houden maar daar zijn nog weinig concrete voorbeelden van. En ik ben er ook niet zeker van of in de associaties die al bestaan dit het probleem is dat ze proberen aan te pakken. Want dan zou het kapitaal toevertrouwd worden aan ondernemers en niet aan bankiers, bijvoorbeeld, en er zijn nog maar weinig mensen die deze weg willen inslaan.
Steiner spreekt over de scheiding tussen werk en inkomen. Tegenwoordig doen er voorstellen de ronde voor een gegarandeerd basisinkomen voor iedereen, ongeacht of hij of zij werkt. Hoe denkt u hierover?
CHB: Ik ben tegen een basisinkomen. Ondanks de argumenten die er voor pleiten, betekent invoering van het basisinkomen het instellen een ‘godfather-achtig’ bestuur dat ons tegen ons eigen egoïsme moet beschermen door nog meer egoïsme. Als we juiste prijzen zouden betalen, is er niemand wiens behoeften niet gedekt zouden zijn. Dus waarom zouden we de huidige ongelijke verdeling van rijkdom versterken door er een systeem van te maken?
Een belangrijk punt in de conventionele economie is de relatie, of liever gezegd de tegenstelling tussen de belangen van arbeid en die van kapitaal. Hoe ziet u die relatie?
CHB: Steiners analyse begint altijd met een bespreking van de relatie tussen arbeid en kapitaal. In de denktrant van Marx betreft het de vraag hoe je arbeid als zijnde een moment van kapitaal kon overstijgen. Technisch gesproken benadert Steiner dit met zijn dubbele waardenvormingstheorie, namelijk, dat waarde gecreëerd wordt door arbeid die wordt aangewend op natuur en door kapitaal dat arbeid organiseert. Arbeid, te begrijpen als de mens die tussen land en kapitaal staat, lost dit probleem op. Arbeid die wordt bescvhouwd als handelswaar, als een productiefactor of als een instrument om mensen in klassen onder te brengen, lost dit probleem niet op. Ieder keer dat een mens, economisch gesproken, iets doet, is dat een combinatie van kapitaal dat arbeid organiseert (een idee hebben) en van arbeid die op natuur wordt toegepast (gebruik maken van het idee om een product te maken). Deze twee ‘belangen’ zijn niet aan elkaar tegengesteld in of door de mens. Integendeel, zij werken naast elkaar. Ze zijn de twee kanten van dezelfde medaille, iedere keer als we economisch actief zijn. Men kan de aarde niet veranderen zonder arbeid en men kan geen arbeid verrichten zonder een idee te hebben over wat men aan het doen is en waarom.
U refereert vaak aan een wereld ‘voorbij de banken’. In de wereldeconomie zullen banken en centrale banken verdwijnen omdat ze niet langer nodig zijn. Maar in 1910, ten tijde van de opvoering van zijn mysteriedrama ‘De Poort van de Inwijding’2 zei Steiner dat het opzetten van een antroposofische bank nog veel belangrijker was dan de mysteriespelen. Hoe ziet u dat?.
CHB: Voor Steiner was een bank eigenlijk een associatie, het bewustzijn tussen diverse ondernemingen of tussen afdelingen van een onderneming van de interne en onderlinge geldstromen. Op zijn best wordt het geld gevolgd in een boekhouding. Geld bestaat niet op zichzelf maar is als een afspiegeling en als een manier van vastleggen en zelfs van beïnvloeden van wat we economisch doen. Het gewone bankieren beschouwt geld als iets dat op zichzelf staat en als iets dat buiten de werkelijke economie staat, dus daarom moet het geïntroduceerd worden. In termen van de conventionele economie is geld in het gewone bankieren iets exogeens terwijl het in feite iets endogeens is.
Hoe ziet u de toekomst van de banken?
CHB: Dat is in wezen heel eenvoudig. Zo ongeveer in de Renaissance werden banken opgericht als op zich zelf staande instituties. Vervolgens ontstond het banksysteem, waarbinnen banken collectief gingen opereren. Tegenwoordig is het systeem vervangen door een proces maar dit proces zou in het bewustzijn van ieder individu moeten leven. Hoe meer we onze ‘geletterdheid’ op financieel gebied ontwikkelen en hoe meer we onze directe verantwoordelijkheid nemen voor zaken als inflatie, prijsvoering enzovoort, des te meer gaan we ons als (mede)scheppers van al het economische en monetaire reilen en zeilen ervaren en des te minder zullen externe autoriteiten dan een rol spelen. Zelfs nu hoeven ze geen rol te spelen; die hebben ze nu wel omdat het bewustzijn ontbreekt, deels omdat externe instituties deze bewustzijnsontwikkeling verhinderen, of omdat men van de afgezien heeft van verantwoordelijkheid tot handelen die zo’n bewustzijn veronderstelt. Zo is de deur van het economisch leven als het ware wagenwijd opengezet voor de staat. Hoe minder we in onze eigen individuele economische verantwoordelijkheid staan in een tijd waarin we wel degelijk in staat zijn om dat te doen - en dat is nu - des te meer laat de staat zich gelden.
Praktisch gesproken zouden in een wereldeconomie, die associatief wordt geordend en met een eigen vorm van bestuur, de associaties alle externe financiële organisaties vervangen, of hun rol en taak radicaal transformeren. Bijvoorbeeld, als banken zouden blijven voortbestaan dan zou dat zijn in een rol van veredelde boekhouders, financiële adviseurs en aanbieders die voor hun afzonderlijke diensten zouden worden beloond en niet als organisaties die hun geld verdienen aan het in eigendom nemen van fondsen die strikt genomen slechts onder hun beheer zijn en die hun inkomen betrekken uit het afromen van deze fondsen.
Een wereld zonder banken… Kun je dat wat u in gedachten heeft vergelijken met een LETS-systeem? In zo’n systeem wordt geld door individuen gecreëerd, niet door banken. Geld wordt verstrekt op het moment dat een persoon betaalt voor een artikel.
CHB: Het LETS-systeem is een goed voorbeeld van hoe mensen geld kunnen creëren. Bovendien is het geld in een LETS-systeem direct gerelateerd aan goederen en dat is een goede zaak. Maar het LETS-systeem creëert alleen geld voor het betalen van goederen. Het houdt zich alleen bezig met koopgeld en niet met leengeld. In zijn algemeenheid en ideologisch gesproken zijn de mensen die zich bezig houden met het LETS-systeem vaak anti-kapitalisten en vermijden ze (vaak) het betalen van belasting (als ze die al niet ontduiken!). Zij hebben dus een simplistisch idee van kapitaal of leengeld evenals van het scheppen van krediet dat zij als een schuld aan de gemeenschap zien. Als men deze term, schuld, al zou willen gebruiken dan is het in mijn ogen zo dat de gemeenschap in het krijt staat bij diegenen die een initiatief nemen want zij zijn het die krediet scheppen. Maar ik zou er de voorkeur aan geven dat we in neutrale, economische termen spreken en niet in termen van schuld. Als een mens die door zijn eigen initiatief krediet schept, heb ik niet het gevoel dat ik bij iemand in het krijt sta of dat iemand bij mij in het krijt staat. Dit is gewoon hoe krediet gecreëerd wordt. We zouden initiatief moeten toejuichen en ons uiterste best moeten doen dat initiatieven over kapitaal kunnen beschikken. Als we dat niet doen, is kapitaal feitelijk zonder enige betekenis en zal het niets opbrengen.