Christopher Schaefer

Giftige uitwassen: welvaartsverdeling en de sociale hoofdwet

Eén van de unieke bijdragen van Rudolf Steiner aan de sociale wetenschappen is de formulering van een aantal sociale wetten die het menselijk bewustzijn verbinden met sociaal gedrag en economische consequenties.

Deze wetten zijn over het algemeen voorwaardelijk, zoals de sociale hoofdwet, die stelt: In gemeenschappen waar mensen samenwerken wordt het welzijn van de hele gemeenschap groter naarmate het individu minder opeist uit de opbrengst van het werk dat hijzelf heeft gedaan; oftewel naarmate hij die ten goede laat komen aan zijn collega/medewerker en zijn eigen behoeftes niet door zijn eigen werk maar door dat van anderen vervuld worden.1) Steiner voegt toe: “iedere activiteit in een mensengemeenschap, die in tegenspraak is met deze wet of delen ervan zal onherroepelijk, na een tijd, lijden en behoefte doen ontstaan”.2) Hij stelt dat deze wetten oorzakelijk zijn, net zoals de natuurwetten, hoewel ze, voor zover mij bekend, nog niet wetenschappelijk bewezen zijn. Ik heb dit geprobeerd met de sociale hoofdwet, met name gefocust op de impact van verschillen in inkomens of welvaart op het gebied van sociale, psychologische en fysieke gezondheid en het welzijn van landen. Bij het doornemen van onderzoeken met betrekking tot de volksgezondheid en andere studies bleek dat vooral de Verenigde Staten en Groot Brittannië, de grootste voorvechters van de huidige kapitalistische marktwerking, de grootste ongelijkheid in welvaart hebben en de slechtste gezondheidszorg- en sociale voorzieningen van de hele westerse industriële wereld.

 De giftige uitwassen van deze ongelijkheid in welvaart in de Verenigde Staten komen tot uitdrukking in een slechtere volksgezondheid en hogere kosten voor de zorg, in een - per hoofd van de bevolking - hoogste percentage gevangenen van de wereld, in een van de relatief grootste bewakings- en beveiligingssectoren, in een aan slijtage onderhevige democratie en in de ondermijning van ons economisch herstel. Het onderzoek naar de ongelijkheid van welvaart en inkomen laat eenduidig de waarheid van Martin Luther Kings inzicht, in zijn brief uit de gevangenis van Birmingham, zien: “De mensen zijn gevangen in een onontkoombaar net van wederkerigheid, gevangen in een eenvoudig kledingstuk van het lot. Dat wat betrekking heeft op een individu, heeft indirect invloed op allen.” Ongeacht ons niveau van welvaart of gezondheid worden we beïnvloed door de afbrekende invloed van ongelijkheid in welvaart en dragen we een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de toekomst van onze maatschappij.

De Verenigde Staten kent de grootste ongelijkheid in welvaart van alle Westerse landen. Eén procent van de bevolking heeft de financiële controle over 40 procent van de welvaart van het land, terwijl de onderste tachtig procent genoegen moet nemen met zeven procent daarvan.3)

Een dusdanige ongelijkheid is in de Verenigde Staten niet voorgekomen sinds 1929, tijdens de depressie. Volgens de laatste herziene berekeningen leeft bijna 16 procent van de Amerikaanse bevolking, dat zijn bijna 45 miljoen mensen, onder de armoedegrens. Zij geven meer dan een derde van hun beperkte inkomen uit aan voedsel.4) Hieraan toegevoegd wordt, dat de top één procent van de verdieners 65 procent van de inkomensgroei kreeg tussen 2002 en 2007. Deze trend zet zich voort.5)

Wij zijn een land geworden van “iemanden en niemanden”, om Robert Fullers treffende uitdrukking te gebruiken, met een gerafeld sociaal vangnet en toenemende sociale en economische verharding.6)

Geen wonder dat uit onderzoek van de Pew Foundation (onafhankelijk onderzoeksbureau in de V.S.) in 2009 bleek dat 65 procent van de Amerikanen de regering in een negatief daglicht zag en banken en andere grote ondernemingen als ongeloofwaardig en corrupt.7)

Zoals een onderzoeker van de volksgezondheid schreef: “Het is niet het absolute niveau van armoede dat bepalend is voor de volksgezondheid, als wel de grootte van de kloof tussen arm en rijk.” Deze kloof in de Verenigde Staten, de grootste van alle geïndustrialiseerde, welvarende landen, heeft allerlei negatieve effecten op zaken als geestelijke en fysieke gezondheid, drugsmisbruik, opleidingsniveau, gevangenschap, zwaarlijvigheid, geweld, tienerzwangerschappen en andere gezondheidsrisico’s.8) Hoe groter de kloof tussen arm en rijk, des te erger wordt het scala aan sociale, psychologische en fysieke ziektes in de samenleving zoals Wilkinson en Pickett en een groot aantal andere onderzoekers hebben aangetoond. Dit geldt zowel voor andere landen als ook voor de staten en provincies van de Verenigde Staten en Canada.

De kloof tussen rijk en arm is de voornaamste oorzaak van een daling van de levensverwachting en een stijging in het aantal ziektes in gemeenschappen waar het inkomen per hoofd van de bevolking hoger is dan $ 5000 per jaar. De Verenigde Staten besteedt bijna tweemaal zoveel aan gezondheidszorg dan andere landen, maar staat niet hoger dan de 48e plaats als het om de hoogte van de gemiddelde levensverwachting gaat en presteert net zo slecht met betrekking tot andere gezondheidspeilingen. Landen als Japan, Zweden, Duitsland en Nederland presteren duidelijk beter op dit vlak. Terwijl het gemiddelde dat uitgegeven werd aan volksgezondheid per hoofd van de bevolking in de landen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) in 2007 $ 2966 was, was dit in de Verenigde Staten $ 7600. Vanuit dit gegeven zou men verwachten dat de effecten van inkomensverschillen op de gezondheid een grote rol zouden spelen in het debat over de verandering van het zorgsysteem in 2009. Dit was niet het geval, aangezien zowel media als politici dit een ‘ongemakkelijke waarheid’ vonden. Een aanpassing van belastingtarieven (met oplopende tarieven voor de hogere inkomens) zou waarschijnlijk een beter effect hebben op de volksgezondheid en zou misschien zelfs voldoende zijn voor een ziektekostenverzekeringssysteem, zoals alle westerse landen in één of andere vorm hebben.

Er is een tweede belangrijk aspect met betrekking tot de invloed van ongelijkheid in welvaart op de gezondheid van onze samenleving. Hoe groter de kloof tussen rijk en arm, hoe groter het percentage gevangenen en hoe meer de gemeenschap besteedt aan bewakingspersoneel. Volgens de onderzoekers van het Santa Fe instituut en de Universiteit van Massachusetts zullen er in 2012 meer gevangenisbewaarders zijn dan leraren in het voortgezet onderwijs.9) Dit onderzoek maakt een onderscheid tussen productieve arbeid en werk op het gebied van de veiligheid, zoals politie, militairen en bewakingspersoneel dat privébezit bewaakt of de openbare orde bewaakt.

Dit werk, zeer zeker een belangrijk onderdeel van de totale economische activiteit, is niet productief in die zin dat het goederen en diensten voor algemene consumptie produceert.

De Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Griekenland hebben het hoogste percentage van de totale werkende bevolking in deze sector. In de Verenigde Staten is één op de vier werknemers in dienst van leger, politie of particuliere bewakingsbedrijven. Zoals te verwachten, is er een duidelijk verband tussen het percentage van de bevolking dat in deze sector werkzaam is en het grote verschil tussen rijk en arm: hoe groter de inkomens- en welvaartsverschillen in een samenleving en hoe minder er besteed wordt aan sociale voorzieningen, des te groter het percentage gevangenen en des te hoger het aantal werkenden bij het leger, de politie en beveiliging. Volgens de instelling die de statistieken met betrekking tot de rechtspraak in de Verenigde Staten bijhoudt (U.S. Bureau of Justice Statistics) waren er in 2009 meer dan 7 miljoen gedetineerden, dit is 3,1 procent van de bevolking, wereldwijd het hoogste cijfer. Terwijl vijf procent van de wereldbevolking in de Verenigde Staten leeft, zit 23,5 procent van de wereldgevangenispopulatie in een Amerikaanse gevangenis, wat meer dan $ 60 biljoen per jaar kost. Interessant is dat het aantal gedetineerden in Amerika snel steeg na 1980 (net als de kosten om dit in stand te houden) toen tijdens de Reagan-periode de verschillen in welvaart groter werden.10)

Ons defensiebudget is natuurlijk veel groter dan het gedeelte dat aan bewaking en veiligheid wordt uitgegeven. In 2010 wordt het totaal aan uitgaven begroot op meer dan $ 1 biljoen, als de oorlogen in Irak en Afghanistan daarbij opgeteld worden.11) Dit is een enorm percentage van de totale staatsuitgaven en van het BNP (bruto nationaal product) van iets meer dan $ 14 biljoen per jaar. Het is net zoveel als het defensiebudget van de rest van de wereld bij elkaar en veel meer dan dat van Rusland en China samen. Hebben we werkelijk meer dan 710 militaire bases in 80 landen en het onderhouden en bevoorraden van 11vliegdekschepen op alle oceanen van de wereld nodig?12) Stel je de creatieve revolutie voor, als we de helft van dit geld, geld van de burgers, zouden besteden aan onderwijs, onderzoek, de herbouw van de infrastructuur en alternatieve energie?

Wij zijn zowel een wereldmacht als ook een staat geleid door een militaire elite, met een overvloed aan militair personeel dat gestationeerd is in het buitenland (net zoals ooit de Romeinen), een grote gevangenispopulatie en zware binnenlandse beveiliging. Wat schept de angst en agressie, die onze samenleving lijken te karakteriseren? Erkennen we onbewust dat we buitenproportionele hoeveelheden van de wereldreserves gebruiken om onze levensstijl te handhaven en zijn we bang voor de minder bedeelden in onze gemeenschappen, omdat de groeiende kloof tussen rijk en arm zowel oneerlijk als gevaarlijk lijkt?

Door de inkomensverschillen te verkleinen, met belastingtarieven die oplopen met de hoogte van inkomen, en onze defensie-uitgaven te verminderen met 20 procent per jaar zouden we de komende jaren meer dan 4 triljoen besparen. Alleen de begrotingsvoorstellen van een stroming binnen de Democraten, gaan voorzichtig in deze richting en natuurlijk lieten de belangrijkste media het links liggen toen deze voorstellen gedaan werden. We willen simpelweg niet horen dat één procent van onze bevolking, namelijk de allerrijksten, in 2007 42,7 procent van de welvaart bezat en dat 80 procent van de bevolking samen over zeven procent van de nationale welvaart beschikt; of dat 1,6 procent van de Amerikanen $100.000 of meer erft, terwijl 91 procent van de bevolking niets zal erven. Door de welvaart eerlijker te verdelen en ons defensiebudget te verlagen zouden we de middenklasse versterken, de kosten voor gezondheidszorg en gevangenissen verminderen, de binnenlandse vraag vergroten en een gezondere, sterkere economie hebben.

Deze economische visie op inkomensongelijkheid is helder en eenduidig maar wordt verbazingwekkend genoeg zelden gevoerd in deze tijd van begrotingstekorten en stagnerende groei. Vanaf 1945 tot aan het midden van de zeventiger jaren bloeide de economie van de Verenigde Staten. Als gevolg van de New Deal (het programma van president Roosevelt om de Verenigde Staten uit de economische depressie te halen - vert.) en de lessen van de grote depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw, bestond er een groot gevoel voor sociale gelijkheid, zodat inkomensafhankelijke belastingen en loon dat meegroeide met de productiviteit de basis vormden voor een gedeelde welvaart. Marriner Eccles, de bankier uit het midden van de Verenigde Staten en voorzitter van de Fed, speelde een grote rol in het herstel van het land na de economische crisis. Hij begreep, dat grote welvaartsverschillen economische voorspoed tegenwerken en dat welvaart en inkomen eerlijker verdeeld moesten worden om voldoende consumptie te bewerkstelligen, die de economie weer uit het slop zou trekken.

Na 1975 raakten de economische en politieke inzichten die voortkwamen uit de grote depressie op de achtergrond en de lonen van de arbeiders- en middenklasse begonnen af te wijken van de verhoging van de productiviteit. Vanaf 1980 tot nu toe bleven de salarissen van de middenklasse hetzelfde, weliswaar aangepast aan de inflatie; de regeringen vanaf Reagan streefden naar privatisering en verlaging van de belastingen voor de rijken en grote bedrijven. Een verhoging van de consumptie kon alleen bereikt worden doordat vrouwen meer gingen werken, door de verhoging van kredieten en door het toekennen van hogere hypotheken. Het steeds groter wordende schuldenniveau van gezinnen, bedrijven en overheid werd onhoudbaar, zeker in combinatie met het onverantwoordelijke en corrupte gedrag van de financiële sector en toezichthouders, en de grote depressie van 2008 was een feit. De lessen van de grote depressie van 1929 moeten duidelijk opnieuw geleerd worden; grote welvaartsverschillen ondermijnen de vraag, verminderen de consumptie, verhogen de werkloosheid en dreigen het land failliet te doen gaan.13)

Het verminderen van de ongelijkheid in inkomen en mogelijkheden zou ook een grote stap zijn naar het herstel van onze democratie. Als we in ogenschouw nemen dat het Hooggerechtshof besloot toe te staan dat bedrijven en organisaties ongelimiteerde hoeveelheden geld mogen doneren aan politieke partijen en kandidaten en daarbij denken aan de welvaartsongelijkheid in dit land, kunnen we constateren dat we in de Verenigde Staten te maken hebben met een oligarchie van rijken en belangengroeperingen die het politieke proces beïnvloeden. ‘Eén dollar, één stem’ komt in de plaats van ‘één mens, één stem’. Dat dit de feitelijke situatie is, wordt bijvoorbeeld aangetoond doordat het grote bedrijven en andere financiële belanghebbenden is gelukt een belastingverlaging door te voeren voor rijke Amerikanen, om vermogens- en bedrijvenbelasting te verminderen en om overheidssubsidies toe te kennen aan bepaalde bedrijven, zowel tijdens de regeringsperioden van Democraten als Republikeinen. Ondertussen hebben onze volksvertegenwoordigers meegeholpen aan het ontkrachten van de vakbeweging en het ondermijnen van het naoorlogse sociale akkoord tussen Amerikaanse arbeiders en hun werkgevers. Met de hoogte van de kosten voor de nationale verkiezingscampagnes van tegenwoordig en de snelle achteruitgang van het aantal leden van de vakvereniging en het teruglopen van de budgetten is er geen andere bron van financiële reserve dan die van grote bedrijven en de rijksten onder ons. Het gezegde ‘hij die betaalt, bepaalt’ werd duidelijk omschreven door Simon Johnson, hoofd economie bij het IMF van 2007-2008. “Als het kader van het IMF vrijuit over de Verenigde Staten kon spreken, zou gezegd worden wat men tegen alle andere landen op de wereld zou zeggen die zich in deze situatie bevinden: herstel zal niet lukken, tenzij we de financiële oligarchie, die de noodzakelijke hervorming blokkeert, doorbreken.”14)

De inkomensongelijkheid in de Verenigde Staten is nu op hetzelfde niveau als in 1929. Ondanks dit feit en het overduidelijke bewijs dat grote welvaartsverschillen de gezondheid van het land ondermijnen, de kosten van defensie en openbare veiligheid opjagen, onze democratie aantasten en de economie verzwakken, hebben zowel de Republikeinse partij als president Obama begrotingen voorgesteld, die de middenklasse verder verzwakken ten koste van de financiële sector. Alleen een handjevol Democraten heeft een ‘mensen-begroting’ gepubliceerd, die probeert het evenwicht tussen rijk en arm te herstellen. Onderzoek en gezond verstand ondersteunen de wijsheid van veel grote denkers (zoals Kropotkin, de auteur van Wederzijdse hulp, en Gandhi) met betrekking tot de relatie tussen een grotere gelijkheid van inkomen en het welzijn van de samenleving. Om Rudolf Steiners uitdrukking te gebruiken, ongecontroleerd “egoïsme veroorzaakt lijden, armoede en gebrek in de wereld”.15) Als we om ons land en de toekomst geven, en om de toekomst van een globale samenleving, zouden we moeten luisteren naar de waarheid in Rudolf Steiners inzichten, zoals ze geformuleerd zijn in de sociale hoofdwet en pogingen ondersteunen om welvaartsverschillen te verkleinen en ernaartoe werken om werk te scheiden van beloning en salaris. Erop toe te zien, dat ieder individu voldoende financiële middelen heeft en de organisatie van groepen mensen te zien als een vraag van het rechtsleven. Onze gezondheid zou vooruitgaan en de samenleving zou verbeteren.

Noten:
1. 
Rudolf Steiner formuleerde de sociale hoofdwet in Antroposofie en het sociale vraagstuk, opgenomen in: Rudolf Steiner, Verbeter de wereld (en begin samen), Assen 2009
2. Rudolf Steiner, Verbeter de wereld (en begin samen), Assen 2009
3. Emmanuel Saez, ‘The Evolution of Top Incomes in the U.S.’ http//press.take88.com-content/uploads/2010/02/saez-UStopincomes-2007pdf
4. Hope Yen, 5 januari 2011, ‘Census: Number of Poor May be Millions Higher’
5. Saez, zie noot 3
6. Robert Fuller: ‘Somebody's and Nobody’s: Overcoming the Abuse of Rankism’, New Society Publishers, 2003
7. Peter Montague, ‘Economic Inequality and Health’, Environmental Research Foundation
8. R. Wolkinson en K. Pickett, The Spirit Level: Why Greater Equality Makes Societies Stronger, Bloomsbury Press, NY, 2009 (besproken in Driegonaal, jaargang 32, nr.1/2), met name de bladzijden 49-173. Zo ook Stephen Bezrucha, ‘Globalization Bad for Our Health’, Western Journal of Medicine, May 2000, blz 172:332-4)
9. Samuel Bowles en Arjun Jayadea, ‘Garrison America’, Economists Voice, The Berkeley Electronic, maart 2007
10. Wikipedia: U.S. Prison Populations
11. Robert Dreyfuss, ‘Taking Aim at the Pentagon Budget, The Nation, 11 april, 2011
12. Zie het uitstekende boek van Chalmers Johnson, The Sorrows of Empire: Militarism, Secrecy and the End of the Republic, Metropolitan Books, NY, 2004, met name blz 32-56, voor een beschrijving van de Amerikaanse militaire inzet in de wereld.
13. Zie het boek van Robert B. Reich, Aftershock: The Next Economy and America’s Future, Alfred Knopf, New York 2010, blz 28-38; zie ook Kevin Phillips, Wealth and Democracy, Broadway Books, New York 2002
14. Simon Johnson, ‘The Quiet Coup’, The Atlantic, mei 2009
15. Zie noot 1

Christopher Schaefer, Ph.D., is mededirecteur van het Center for Social Research bij het Hawthorne Valley Instituut in de staat New York en woont in Berkshires, V.S. Hij is schrijver, docent en organisatieontwikkelingsdeskundige en heeft gewerkt aan sociaalmaatschappelijke veranderingen sinds het midden van de zeventiger jaren. Dit essay was bestemd voor de conferentie over het ‘herstel van het rechtsgebied’, gehouden op het Hawthorne Valley Instituut in Harlemville, New York van 30 juni tot 3 juli 2011.

Oorspronkelijk gepubliceerd in Driegonaal, jrg.32, nr.3