Ank Kramers

In dienst van de toekomst : Marie Tak van Poortvliet

Tachtig jaar geleden, in april 1919, verscheen Rudolf Steiners boek Die Kernpunkte der sozialen Frage in den Lebensnotwendigkeiten der Gegenwart und Zukunft. Eveneens tachtig jaar geleden, in juli 1919 – slechts drie maanden na de verschijning van Steiners Kernpunkte – verscheen van de hand van Marie Tak van Poortvliet bij uitgever W. de Haan in Utrecht een Nederlandse vertaling van dat boek, getiteld: De kern van het sociale vraagstuk in de levensvoorwaarden voor het heden en de toekomst. Wie was deze vrouw, Marie Tak van Poortvliet, die kans zag dat moeilijke boek van Steiner, met al die ‘nieuwe’ gedachten, in zo korte tijd voor de Nederlandse lezer toegankelijk te maken?

Geboren in 1871 was ze 48 jaar toen ze werd gegrepen door de mogelijkheden en de noodzaak van de sociale driegeleding en zich er met hart en ziel voor inzette. Met de antroposofie (toen nog theosofie) was ze in aanraking gekomen na haar ontmoeting met de schilderes Jacoba van Heemskerck, vermoedelijk in 1905. Ze verkeerde toen in een eenzame situatie, in een toestand van innerlijke leegte. De dood van haar vader en ziekte van haar jongste zuster maakten dat het familieleven in het ouderlijk huis was afgebroken, en ze zocht nu door muziekstudie en het schrijven van recensies voor een krant inhoud te geven aan haar leven. De ontmoeting met Jacoba van Heemskerck wordt het begin van een heel nieuw leven, een leven waarin vervolgens de antroposofie de leidraad wordt.

Haar grote belangstelling voor wat er in de wereld gebeurt, sociaal en cultureel, is duidelijk voorbereid en ontwikkeld door alles wat ze meemaakte in het gezin waarin ze werd geboren en door de opvoeding die ze daar kreeg. Dat je je leven kon wijden aan idealen heeft ze daar intensief kunnen ervaren.

 

Ouderlijk huis – familieleven

Marie Tak van Poortvliet wordt op 15 februari 1871 geboren in Den Haag, als oudste van vier kinderen. Van vaders zijde stamt ze uit het welgestelde Brabants-Zeeuwse geslacht Tak, dat tot aanzien kwam door handel en de verwerving van landerijen in Zeeland. Na de aankoop van het Zeeuwse landgoed Poortvliet ging de familie de naam ‘Tak van Poortvliet’ voeren. Van moederszijde stamt ze uit het oude Rotterdamse geslacht Van Oordt. Van haar moeder wordt vermeld, dat ze een sympathieke, begaafde vrouw was. Haar vader was een man vol idealen, waarvoor hij zich zijn leven lang en tot in de politiek inzette. In 1870 werd hij als afgevaardigde van het district Middelburg lid van de Tweede Kamer, waar hij zich aansloot bij de links-liberalen. Hij was zijn tijd ver vooruit, zag mogelijkheden waar anderen die niet zagen, maar moest nogal eens teleurstellingen incasseren. Zijn belangrijkste streven was het vergroten van de – nationale – ‘volkswelvaart’ door verbetering van het volksonderwijs, en het bevorderen van de ‘ondernemingszin’ van zijn landgenoten. Als minister van het nieuw ingestelde ‘Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid’ (1877) diende hij daartoe de ‘Kanalenwet’ in, een groots plan voor de aanleg van essentiële verbindingen, die met een stem verschil werd weggestemd. Zijn politieke loopbaan eindigde hij als minister van binnenlandse zaken in het naar hem genoemde ‘Kabinet Tak van Poortvliet’ (1891 – 1894). In deze periode diende hij een ontwerp-kieswet in voor een kiesrecht dat ook de arbeiderskringen omvatte: kiesrecht voor mannen die in de behoeften van hun eigen gezin konden voorzien en die konden lezen en schrijven. Hij kreeg echter zoveel tegenwerking dat hij zijn wetsontwerp introk.1
‘Het moet de natie tot blijvende dankbaarheid jegens dezen stoeren werker stemmen, dat hij, zoolang zijne krachten hem niet begaven, met zijne volle machtige persoonlijkheid gearbeid heeft aan hare wederopheffing. Doelbewust en onverzettelijk, onbegrepen dikwijls en miskend, trachtte hij het beste uit zijn volk naar boven te brengen’, aldus P.C. Labrijn in 1916.2

In de huiselijke kring mocht niet over staatszaken worden gesproken. Over de strijd van de ‘vereerde’ vader hield de familie zich op de hoogte door de dagbladen en mededelingen van buitenaf. Slechts enkele malen ‘liet hij zich voor het copieeren van bijzonder gewichtige stukken wel bijstaan door zijne echtgenoote en na haar dood [1897] door zijne oudste dochter’.2 Zo werd Marie Tak nauw betrokken bij wat haar vader bezig hield en kende ze de problemen waar hij mee worstelde.
De grote dadendrang van de vader en de manier waarop hij zich inzette voor wat hij belangrijk en noodzakelijk vond, zien we terug bij de dochter, alleen speelt alles zich bij haar op een ander plan af. Het leven voor de politiek van de vader wordt bij de dochter een leven voor en door de antroposofie. Kenmerkend door Marie Taks hele leven heen is dat ze oog heeft voor het nieuwe dat zich wil manifesteren. Dat herkent ze in mensen en in de verschijnselen om haar heen en daarvoor zet ze zich met heel haar wezen in. Steeds weer verbindt ze zich, met hart en ziel, onvoorwaardelijk.
Het familievermogen dat ze erft na de dood van haar vader in 1904 stelt haar daarbij in staat, ook financieel op vele fronten als een wegbereider werkzaam te zijn.

 

De nieuwe schilderkunst – Jacoba van Heemskerck

Door de vriendschap met Jacoba van Heemskerck – die zal duren tot Jacoba’s dood in 1923 – maakt Marie Tak van nabij de worsteling van de schilders mee in hun zoeken naar nieuwe vormen. Zij ziet en begrijpt dat er zich in de kunst iets nieuws wil openbaren en gaat als woordvoerder van de kunstenaars artikelen over beeldende kunst publiceren. Vast onderwerp zijn de activiteiten van de expressionistische kunstenaarsgroepering Der Sturm in Berlijn, waarbij Jacoba van Heemskerck zich heeft aangesloten. In 1919 verschijnen er van de hand van Marie Tak vier artikelen in het Nederlandse tijdschrift Het Nieuwe Leven, met de titel: Het begrijpen van de Nieuwe Schilderskunst.3 Het is verrassend deze artikelen te lezen, waarin Marie Tak heel zorgvuldig onder woorden brengt waarom er naar nieuwe kunstvormen moet worden gezocht nu het materialisme in de figuratieve schilderkunst nog slechts leidt tot het weergeven van lege vormen. Alleen de non-figuratieve kunst biedt nog de mogelijkheid, iets van het spirituele, van de geestelijke wereld te vangen.
Wanneer je bedenkt dat zij zich richt tot een wereld die tot dat moment in de kunst nog slechts de natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid kende, kun je niet anders dan grote bewondering hebben voor haar openheid, en de wakkerheid om het nieuwe zo te benoemen.

In haar zomerverblijf in Domburg, de Villa Loverendale, ontvangt ze jonge kunstenaars. Ze legt een verzameling van werk van Jacoba van Heemskerck aan en koopt werk van de jonge Mondriaan, een van de kunstenaars die zich in het begin van deze eeuw ’s zomers in Domburg verzamelen rondom Jan Toorop.4 Ze bezoekt tentoonstellingen, ook in het buitenland, en koopt werken van o.a. Braque, Kandinsky, Léger, Feininger en Marc.
De kunstverzameling van Marie Tak van Poortvliet is in haar tijd al internationaal bekend. In 1921 wordt de verzameling van ongeveer 150 werken die ze in Den Haag in haar woning had, door de Duitse kunsthistoricus Huebner vol bewondering beschreven. Hij noemt haar een voorloper en vermeldt, als gast ronddwalend in het huis aan de Wassenaarse Weg, vol enthousiasme hoe de non-figuratieve kunstwerken, overal aan de wanden van kamers en trapportaal gehangen, het huis een bijzondere sfeer verschaffen.5

Na haar dood vermaakt Marie Tak haar kunstverzameling aan musea. Zowel het Gemeentemuseum in Den Haag als Boymans Van Beuningen in Rotterdam en het Stedelijk in Amsterdam hebben hierdoor belangrijke werken in hun bezit gekregen.

 

Sociale driegeleding – Kernpunten

Vanuit haar sociale bewogenheid en de behoefte iets te veranderen aan de misstanden in de wereld, herkent Marie Tak als vanzelfsprekend in de nieuwe denkbeelden van Steiner de mogelijkheid om – onafhankelijk van maatschappelijke klasse of partijpolitiek – bij te dragen aan de oplossing van het sociale vraagstuk. Ze zet er zich dan ook met volle overtuiging voor in, deze denkbeelden over ‘de drieledige indeeling van het sociale organisme’, oftewel de sociale driegeleding, te verspreiden.
Binnen enkele maanden komt ze met een vertaling van de Kernpunkte, met achterin de Nederlandse tekst van Steiners bekende Open brief aan het Duitsche volk en aan de overige mensheid.6 Men heeft via het Nederlandse Comité van aanbeveling kans gezien deze brief in Nederland te verspreiden en in korte tijd meer dan honderd handtekeningen te verzamelen. Deze zijn achterin het boek opgenomen met de vermelding dat de ondergetekenden ‘hun instemming (…) betuigen met den inhoud van den Open Brief van Dr. R. Steiner, echter zonder hiermede een bepaald standpunt te willen innemen ten opzichte van het over Duitschland gezegde’ (blz. 122).
Een van de laatste bladzijden in het boek is een ‘billet’ dat de lezer kan ‘afscheuren en onder couvert als drukwerk verzenden’ aan Marie Tak van Poortviet, Wassenaarsche Weg 33, te Den Haag. Dit om aan te geven dat hij zijn instemming betuigt en op de hoogte wenst te worden gehouden ‘van de geschriften, die in aansluiting met deze uitgave in het vervolg zullen verschijnen’ (blz. 125).

Dat vervolg bestaat wat Marie Tak van Poortvliet betreft uit haar medewerking aan de eerste jaargang van het blad Drieledige Indeeling van het Sociale Organisme. Dit is het orgaan van de in november 1919 in navolging van de Duitse Bund für Dreigliederung des sozialen Organismus opgerichte Nederlandse Bond voor drieledige Indeeling van het Sociale Organisme.
Voor de eerste jaargang, die loopt vanaf januari 1920, vormen Marie Tak van Poortvliet en N.D. Frankena de redactie; het redachtie-adres is Marie Taks adres aan de Wassenaarsche Weg in Den Haag. De administratie voert P. J. de Haan.
Voor de tien nummers (twee dubbelnummers) van de eerste jaargang is Marie Tak zeer actief. Naast vertalingen van voordrachten Steiner en andere teksten uit het weekblad van de Duitse Bund, treffen we vele artikelen van haar hand aan. Interessant zijn de titels: De taak van het kapitaal in de samenleving, Kapitaal en kapitaalvorming, Wie moet te beschikken hebben over kapitaal?, Rente en winst. Het zijn heel goede artikelen, waarin ze de lezer Steiners inzichten op onnavolgbare wijze uiteenzet. Zij schrijft over kapitaal als de levensader van elke onderneming: niet kapitaal is fout, het slechte bestaat daarin, hoe er gebruik wordt gemaakt van kapitaal, en wie de beslissing neemt over dat gebruik. Het is bekend dat zij een grote verantwoordelijkheid voelde voor de goederen die aan haar zorgen waren toevertrouwd, en die zij daarom ook zorgvuldig beheerde.

In het kader van de sociale driegeleding houdt Steiner voordrachten voor de arbeiders van de Waldorf-Astoria-sigarettenfabrieken. Hij vertelt over andere vormen van opvoeding en onderwijs, in een vrij geestesleven. Daarom staat de Vrije Schoolbeweging (‘Freie’ Waldorfschule – onderwijs los van staatsbemoeiing -) dan ook in direct verband met de strijd voor de sociale driegeleding. Ook hierover schrijft Marie Tak met grote kennis van zaken, bijvoorbeeld in het artikel: Wat wil men door opvoeding en onderwijs bereiken?. Het elfde nummer, van november 1920, is geheel gewijd aan het onderwijs en draagt als motto: Een vrij Geestesleven de grondslag eener moderne Volkspaedagogiek.

De laatste bijdrage die Marie Tak levert aan het blad, in december 1920, is de vertaling van een Duits artikel van Bruno Krüger, getiteld: Vergadering van den Volkerenbond en Goetheanum, een onderwerp dat nog niets aan actualiteit verloren heeft!

In de tweede jaargang is Marie Taks naam verdwenen en schrijft ze ook niet meer voor het blad, dat na die tweede jaargang opgaat in Anthroposophie, maandblad voor sociale, paedagogische en geesteswetenschappelijke Vraagstukken.

 

B.d.-landbouw – Loverendale

Een aantal lezingen van Ehrenfried Pfeiffer die in Dornach in een klein biologisch-chemisch laboratorium proeven doet op aanwijzingen van Steiner, maakt Marie Tak zo enthousiast, dat ze grond ter beschikking stelt om de mogelijkheden van de b.d.-landbouw in de praktijk te gaan toepassen en uit te werken. Twee jaar nadat Steiner zijn aanwijzingen heeft gegeven, richt Marie Tak samen met Pfeiffer en Zeylmans de N.V. Cultuur Maatschappij Loverendale op (1926) en gaat men in Nederland aan de slag. Er ontstaan proeftuinen naast de Villa Loverendale, en verscheidene proefboerderijen, verspreid door het Zeeuwse en Brabantse land. De hofstede Ter Linde in Oostkapelle wordt de centrale plaats voor het initiatief. Vanaf 1927 neemt Pfeiffer op uitnodiging van Marie Tak de leiding van Loverendale op zich.

 

Antroposofie – Willem Zeylmans van Emmichoven

Door Jacoba van Heemskerck komt Marie Tak in contact met de medisch student Willem Zeylmans van Emmichoven, die grote belangstelling voor de moderne kunst heeft, maar nog geen verbinding met de antroposofie. Al bij de eerste ontmoeting ziet Marie Tak in hem, volgens haar zeggen, ‘de toekomstige leider van het antroposofisch werk in Nederland’. Hij studeert met een studiebeurs, die hem verplicht na beëindiging van de studie enige jaren als tropenarts in Nederlands Indië te gaan werken. Marie Tak wil hem voor de antroposofie behouden en maakt het hem mogelijk, zijn contract te ontbinden (augustus 1917).
Marie Tak herkent Zeylmans’ specifieke begaafdheden als arts en stelt hem in de gelegenheid om – samen met Jacoba van Heemskerck – op het terrein van de Villa Loverendale onderzoek te doen naar de uitwerking van kleuren op de menselijke ziel. Domburgse schoolkinderen kijken naar verschillende kleuren, terwijl hun polsslag wordt gemeten (1918). Later zet Zeylmans deze experimentele kleurenstudie in Leipzig voort. De resultaten daarvan vormen de stof voor zijn dissertatie: De werking van de kleuren op het gevoel, waarop hij in september 1923 in Amsterdam promoveert.7 Hij draagt zijn dissertatie op aan Jacoba van Heemskerck, die in augustus van dat jaar is overleden.

In november van datzelfde jaar 1923 wordt in Den Haag de eerste Vrije School in Nederland officieel geopend, evenals de (nog in statu nascendi verkerende) Rudolf Steiner Kliniek, waaraan Marie Tak een deel van haar vermogen besteedt, en waar haar jongste zuster de eerste patiënt is. Zeylmans is er de behandelend geneesheer.
Op 18 november 1923 wordt de Anthroposophische Vereeniging in Nederland opgericht, met Zeylmans als voorzitter. Marie Tak is enige tijd bestuurslid en richt de jeugdsectie op.
In de verdere geschiedenis van de antroposofie en de antroposofische vereniging blijven Marie Tak van Poortviet en Zeylmans met elkaar verbonden en zien we steeds weer hun beider namen gezamenlijk verschijnen.
Tijdens een grote tournee door Nederland in het voorjaar van 1921 heeft Steiner in Den Haag voordrachten gehouden over driegeleding en pedagogiek. Hij spreekt dan over zijn plan voor een ‘Weltschulverein’. Dit zou een internationale, over de gehele wereld verbreide vereniging moeten zijn, met zo’n miljoen leden. Wanneer ieder lid ongeveer vijf mark per jaar zou bijdragen, zou men zo de vrije scholen kunnen financieren, onafhankelijk van staatsbeïnvloeding. Steiner hoopte met financieel draagkrachtige antroposofen een wereldwijd fonds te stichten. Vanuit Nederland zou deze opgezet kunnen worden. Hoewel er mensen enthousiast zijn, vindt het plan geen doorgang. Na Steiners dood neemt Ita Wegman dit plan weer op. Welgestelde antroposofen in Holland sturen haar een telegram: ‘staan met onbeperkt vertrouwen geheel achter u ook financieel’; volgen elf namen, waaronder ook die van Tak van Poortvliet en Zeylmans (feb. 1926).8

Waar het gaat om ondersteuning van wat er ‘nieuw’ en wezenlijk belangrijk is, is er nog een daad van Marie Tak te vermelden. Die heeft te maken met de strijd die er in de Anthroposophische Gesellschaft woedde sinds de dood van Rudolf Steiner. Marie Tak was in 1926 een van de 98 ondertekenaars van de ‘Kundgebung’, het antwoord op een rondschrijven van Adolf Arenson aan de leden aangaande de problematiek in de vereniging. De mensen die de Kundgebung ondertekenden, waren van mening dat men in het bestuur dat Steiner bij de Weihnachtstagung had gevormd iets werkelijk ‘nieuws’ moest zien, en ze wilden er ondanks alle problemen en moeilijkheden naar streven, het diepere karakter van dat bestuur te erkennen, om daarmee een nieuwe stijl in de vereniging geboren te laten worden. Marie Tak ondertekende, evenals Zeylmans.9

 

De laatste jaren – en wat ons rest

Na de dood van Jacoba van Heemskerck in augstus 1923 reist Marie Tak steeds vaker naar Dornach, waar ze de laatste jaren van haar leven – sinds 1930 – ook woont. Ze beheert de nalatenschap van Jacoba van Heemskerck en blijft contact houden met de mensen van de Sturm, in woord en daad. Ze neemt actief deel aan alles wat er in en om het Goetheanum plaatsvindt en sterft na een periode van ziekte in Dornach op 8 juli 1936.

Aan haar dood wordt in de antroposofische tijdschriften in Nederland geen officiële aandacht besteed.
Wel verscheen er in Dornach een liefdevol in memoriam in Was in der anthroposophischen Gesellschaft vorgeht – ondertekend slechts met de initialen ‘R.J.’: ‘(…) Ze was een vrouw die vele (…) oud-hollandse deugden in zich verenigde: oude cultuur, een helder, nuchter verstand, grote hartelijkheid, die zich soms onder een uiterlijke strakheid verborg, uiterste accuratesse, een sterk sociaal bewustzijn, - zij was het, die in de tijd van de sociale bedrijvigheid van de antroposofische vereniging de ‘Kernpunkte’ in het Nederlands vertaalde -, en een buitengewoon sterk plichtsgevoel. Haar gevoel van verantwoordelijkheid tegenover de antroposofische zaak was zeer sterk ontwikkeld, aan haar grote liefde de antroposofie heeft ze alles geofferd. Ze voelde zich slechts als de beheerder van de goederen die het lot haar had toevertrouwd, en sterk ondervond ze de noodzaak, dit alles in dienst van het werk van Rudolf Steiner te stellen. En dienovereenkomstig, als een vrij, zelfstandig mens, handelde zij: daarvoor heeft ze veel onbegrip, veel eenzaamheid moeten verduren’ (…).10

Pas in 1996 – zestig jaren na haar dood – wordt er vanuit de Antroposofische Vereniging in Nederland over deze buitengewone vrouw gesproken, in het kader van een conferentie in Zeeland.11

Wat is er overgebleven van alles waarvoor Marie Tak van Poortvliet zich zo onvoorwaardelijk heeft ingezet? Haar legaten aan de grote musea in Nederland worden daar tot op de huidige dag besproken en naar waarde geschat. Maar hoe hebben de antroposofen het erfgoed van Marie Tak beheerd? Het lijkt mij dat we er niet bepaald zorgvuldig mee zijn omgegaan:
Voor de restauratie van de glasmozaïeken die Jacoba van Heemskerck maakte en die vanaf 1928 tot het midden van de jaren ’80 de entree van de Rudolf Steiner Kliniek in Den haag sierden, moet een beroep worden gedaan op schenkingen: het is een initatief van Jacqueline van Paaschen, deze mozaïeken terug te brengen naar hun oude plaats. Het bedrijf Loverendale is bijna failliet geweest en grote delen van de bezittingen die eeuwenlang in het bezit zijn geweest van de familie Tak moesten worden verkocht. Zelfs de antroposofische kliniek, waaraan na de verhuizing naar Bilthoven de naam van Zeylmans werd verbonden, is verdwenen. De Vrije Scholen hebben met het akkoord tussen de Bond van Vrije Scholen en het Ministerie van Onderwijs in november 1997 hun ‘vrijheid’ opgegeven.

Wanneer alle (!) antroposofen tachtig jaar geleden de mogelijkheden van sociale driegeleding hadden herkend zoals dat bij Marie Tak van Poortvliet het geval was, zou dat wellicht z’n uitwerking in de jaren daarna niet hebben gemist. Nu duurde het zelfs tot in de tachtiger jaren van onze eeuw voor men in Nederland behoefte kreeg aan een nieuwe vertaling van de Kernpunkte.12 Tot dat moment hebben mensen die zich in de sociale driegeleding wilden verdiepen, gebruik moeten maken van de oude vertaling van Marie Tak van Poortvliet – wat voor mij persoonlijk in 1980 in het kader van een initiatief op het terrein van de sociale driegeleding een uiterst waardevolle kennismaking is geweest.

 

Noten:
1 – Algemeen mannenkiesrecht kwam er pas bij de Grondwetsherziening in 1917, algemeen vrouwenkiesrecht in 1922
2 – Het Brabantsch-Zeeuwsche Geslacht TAK, P.C. Labrijn, Veenendaal, 1916, blz. 40, 45
3 – Herdrukt in het tijdschrift voor beeldende kunst ‘Tableau’, 5e jaargang (1982 – 1983), nr 3, blz. 221 – 226
4 – Sinds 1994 is er door een initiatief van de kunsthistorica Jacqueline van Paaschen in Domburg het Marie Tak van Poortvlietmuseum, een reconstructie door architect Cees Dam van het ‘Tentoonstellingslokaal’ dat Jan Toorop in 1911 ontwierp voor de zomertentoonstellingen van de ‘Domburgse Groep’. Jacqueline van Paaschen slaagde erin, voor de openingstentoonstelling in 1994 het werk op te sporen en bijeen te brengen dat de schilders tijdens hun ‘zomertentoonstelling’ in juli/augstus 1912 exposeerden in het gebouwtje
5 – Moderne Kunst in den Privatsammlungen Europas, Band I: Friedrich Markus Huebner, Holland; Herausgeber Prof. Dr. Georg Biermann. Klinkhardt & Biermann Verlag, Leipzig, 1921
6 – Steiners oproep werd in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk verspreid door landelijke Comité’s van aanbeveling en door vele mensen ondertekend
7 – Uitgave De Haan, Utrecht, 1923
8 – Wer war Ita Wegman, J.E. Zeylmans van Emmichoven, Edition Georgenberg, 1992, Band 2, blz 120 e.v., 267. Zie voor de beschrijving van het conflict: Idem, Band 3
9 – Zie over deze problematiek: Wer war Ita Wegman, J.E. Zeylmans van Emmichoven, Edition Georgenberg, 1992, Band 3, blz 373 e.v., 403.
10 – Was in der antroposophischen Gesellschaft vorgeht, 13e jaargang (1936), nr 33, blz. 131
11 – Een spirituele impuls op Walcheren, 30 aug. t/m 1 sept. 1996
12 – De kernpunten van het sociale vraagstuk, vert. Mouringh Boeke, uitg. Vrij Geestesleven, Zeist, 1988

Geraadpleegde literatuur:
- Drieledige Indeeling van het Sociale Organisme, jrg. 1, 1920 en 2, 1921
- Reünie op ’t Duin, Ineke Spaander, Jacquelinge van Paaschen e.a., Waanders Uitgevers, Zwolle, 1994, 2e druk
- Mondriaan, Aanwinsten 197901988, uitg. Haags Gemeentemuseum, 1988
- Verzamelaar aan zee, Gideon Wille, Zeeland, 2e jaargang, nr 4, 1993
- Wereld in wording, Novem, uitg. Van Goor, Den Haag, 1954
- Encyclopedie van Zeeland, 3 dln, Middelburg, 1982 – 1984
- Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 2, uitg. Elsevier, Amsterdam, 1985
- Wir erlebten Rudolf Steiner, Erinnerungen seiner Schüler, Verlag Freies Geistesleben, 1967
- Een schip in de duinen, Ineke van der Duijn Schouten, Stichting Vrienden van de Rudolf Steiner Kliniek, Rudolf Steiner verpleeg- en Therapiehuis, uitg. Vrij Geestesleven, Zeist, 1998
- Een nieuwe start voor Loverendale, Anne Machiel, Mededelingen maart 1992

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in: tijdschrift Driegonaal, jrg.23, nr.4 (augustus 1999)