Landbouw is géén industrie
"Waar landbouw als ‘industrie’ wordt bedreven… wordt voorbij gegaan aan wat de landbouw zélf vergt"
“Het is voor de landbouw, door zijn gehele geaardheid, door dat wat landbouw is, onmogelijk de kapitalistische economische orde tot in het uiterste mee te maken. Begrijp me goed, ik wil hiermee niet zeggen dat de landbouw, wanneer het kapitalistische denken algemeen wordt, niet ook in dit kapitalistische denken zou meegaan. We hebben al gezien hoezeer de landbouw in het kapitalistische denken en handelen is meegegaan. Maar de landbouw zou naar zijn eigen wezen te gronde worden gericht en zou niet meer op een passende manier kunnen ingrijpen in het gehele economische bedrijf.”
Hier (tijdens een vragenbeantwoording op 12 oktober 1920) duidt Rudolf Steiner aan, dat de essentie van wat landbouw is, niet kan gedijen wanneer de landbouw zich, uit eigener beweging of onder druk, naadloos invoegt in het ‘kapitalistisch denken en handelen’.
Waarom niet?
“Datgene wat in de economie bij uitstek geschikt is zich niet slechts kapitalistisch te ontwikkelen maar wat het in zich heeft om ‘superkapitalisme’ te worden - neemt u mij niet kwalijk dat ik dit woord gebruik, maar men zal het tegenwoordig zeker begrijpen - dat wil zeggen: een totale onverschilligheid ten opzichte van de manier van werken en zelfs ten opzichte van het arbeidsproduct, en een eenzijdige gerichtheid op de opbrengst - dat is wat in de industrie leeft; daar heersen andere krachten dan in de landbouw.”
In de economie leeft dus iets dat het kapitalisme tot in zijn uiterste wil uitleven; het is ‘iets’ dat we in onze tijd maar al te goed kennen: het streven naar winst dat blind is voor de schade die productieprocessen de aarde aandoen, voor uitbuiting en ziekmakende arbeidsomstandigheden én voor de vraag met welk product men de winst eigenlijk binnenhaalt. Deze kracht leeft in de industrie en is daar - wanneer het gaat om een efficiënte inzet van arbeid, grondstoffen en kapitaal - in zekere zin op zijn plaats, mits de uitwerking van die kracht begrensd wordt (door wetgeving op het gebied van arbeid en door het hanteren van een gebruiksrecht in plaats van het eigendomsrecht). Deze kracht is echter ‘vreemd’ aan de landbouw:
“Wie dit langdurig geobserveerd heeft, zal hebben gezien dat het in de landbouw onmogelijk is om, zoals dat in de industrie het geval is, over te gaan tot het kapitalistische grootbedrijf. Wanneer de landbouw op de goede manier moet ingrijpen in het geheel van het economische leven, dan is - eenvoudigweg aangegeven door wat in de landbouw gebeuren moet - een bepaalde samenhang noodzakelijk tussen de mens en de productie, de manier van produceren, dus met alles dat in de landbouw moet worden geproduceerd. En het grootste deel van datgene waarmee men moet produceren, juist wanneer er rationeel geproduceerd moet worden, vereist intensieve interesse van degenen die in de landbouw werken.”
Waar landbouw desondanks als ‘industrie’ wordt bedreven… wordt voorbij gegaan aan wat de landbouw zélf vergt (en aan wat het echte boerenverstand zegt): zorg voor bodem, plant en dier; eerbiediging van de wetten van de natuur; deel uitmaken van een natuurlijke kringloop. Om dit te kunnen waarmaken is het nodig dat de mens zich niet slechts oppervlakkig of doelmatig, maar wezenlijk verbindt met hetgeen waarmee hij werkt: met de levende wereld van aarde, kosmos, plant en dier.
Dat gaat niet samen met een industriële productiewijze. Ook niet omdat de producten die voortkomen uit de manier van werken die in de landbouw op zijn plaats is domweg moeten kosten wat ze kosten: net zoveel als de boer en de andere werkers in de landbouw nodig hebben om fatsoenlijk van te kunnen leven, zodat zij hun beroep kunnen uitoefenen.
Aan de huidige problemen in de landbouw kunnen we aflezen: het superkapitalisme in de landbouw gedijt; de landbouw zelf is ernstig ziek.
[Citaten van Rudolf Steiner uit: GA 337b, vragenbijeenkomst 12 oktober 1920]