Lonen zijn geen kosten
In bedrijven en instellingen, overal waar mensen werken en een inkomen krijgen, worden lonen of salarissen doorgaans als kosten gezien. Kosten zijn doorgaans de zaken waarop men graag bezuinigt. Dus voor de werkgever geldt: aan salarissen moet zo min mogelijk worden besteed.
Maar zijn lonen eigenlijk wel kosten?
Binnen de economie bekleedt arbeid een centrale positie omdat het de werkende mens zelf direct aangaat. Net zoals we met de arbeid omgaan, gaan we met de mensen om. Wie arbeid als zodanig wil betalen, betaalt mensen. Wat wij vergoelijkend arbeidsmarkt noemen, is derhalve in werkelijkheid een modern soort slavenmarkt, die zich ten opzichte van vroegere tijden onderscheidt doordat men zich nu vrijwillig aanbiedt. De ketens zijn vervangen door de dwang tot inkomen, dat uitsluitend door deelname aan het economische leven bereikt kan worden. Daarom is het begrijpelijk, dat over het arbeids- en loonvraagstuk de scherpste sociale discussies ontstaan zijn.
Een onderneming is de plaats, waar door middel van georganiseerde samenwerking producten en prestaties voor behoeftige mensen tot stand worden gebracht. In de regel gebeurt dit alleen met behulp van een voorfinanciering (vanuit dit gezichtspunt speelt het geen rol of dit eigen kapitaal dan wel krediet betreft). Dit kapitaal is nodig voor de aanschaf van grond, gebouwen, machines, voorproducten, opslag en de financiering van opstartkosten. De in samenwerking gemaakte producten worden in naam van de onderneming tegen een overeenkomstige prijs aan de eerstvolgende in de rij van de economische keten verkocht, hetzij aan iemand die het product verder verwerkt, hetzij aan de handel of uiteindelijk de verbruiker. De som van de verkregen prijzen vormt de opbrengst van de onderneming.
Bij dit punt beland, draait de bewegingsrichting in de onderneming om. De van buiten komende geldelijke opbrengst moet nu zo verdeeld worden, dat het ondernemingsproces voortgezet kan worden. Wat betaald moet worden zijn de ingekochte prestaties die vooraf geleverd zijn, het verbruikte aandeel van het geïnvesteerde kapitaal (afschrijvingen), de rente voor het ingezette kapitaal. Alles, wat nu nog overblijft, is die waarde, die door de onderneming zelf gecreëerd is, de zogenaamde waardeschepping. Deze kan nu over de mensen die aan deze waardeschepping deelgenomen hebben verdeeld worden en vormt hun inkomen. (Door middel van belasting worden echter ook mensen in de verdeling opgenomen die helemaal niet in de onderneming aanwezig zijn, en worden prestaties betaald, die de samenleving kosteloos ter beschikking stelt). Lonen zijn dus aandelen aan de waardeschepping van de onderneming en niet haar kosten. Ze zijn ook niet de prijs van de arbeid, maar het bedrag, dat de arbeid mogelijk maakt. Niet de arbeid, maar de producten worden verkocht. Zo gezien zijn lonen een belangrijk nevendoel van de onderneming; het gehele doel van de onderneming is het creëren van benodigde prestaties tegen prijzen, die het de doelgroep mogelijk maakt om die prijzen te betalen, en die het de medewerkers van de onderneming mogelijk maakt om die prestaties te leveren dan wel die producten te vervaardigen.
Het is de opgave van de rechtsstaat om in juridische verhoudingen te creëren, waarin zulk een verdeling van de waardeschepping tussen de deelnemers op gelijkberechtigde basis overeengekomen kan worden. (Daarentegen is het nu zo, dat de onderhandelingen alleen over het loon, en niet over de gehele waardeschepping gevoerd worden. De reden hiervoor moet gezocht worden in de eigendomsverhoudingen, die boven de samenwerkingsverhoudingen gerangschikt zijn).
Tegen deze verandering in het denken over arbeid en loon worden verschillende tegenwerpingen gemaakt.
1. De belangrijkste weerstand ligt in het belastingsysteem. Een bijzonder doel daarvan bestaat uit het belasten van de winst van een onderneming. De complete boekhouding is zo opgebouwd, dat aan het eind niet de waardeschepping, maar de winst belast wordt. Daarom worden de lonen als kostensoort, die de winst vermindert, behandeld. In plaats van in een aparte belastingberekening van de waardeschepping de lonen van de winst te scheiden, wordt al van het begin af de arbeid tot kosten van de onderneming gemaakt. Waar arbeid echter als kostenfactor behandeld wordt, kunnen nooit gezonde sociale gevoelens van de werkende mensen ontstaan. Mensen zijn geen kosten van de economie, die zoveel mogelijk gedrukt moeten worden, maar de economie heeft de opdracht om de mensen inkomen te verschaffen.
Het wordt de hoogste tijd, dat wij binnen de ondernemingen tot waardescheppingsberekeningen overgaan en de benodigde veranderingen doorvoeren, ook indien het momenteel misschien slechts hulpberekeningen kunnen zijn.
2. Van de kant van de vakbonden wordt tegen de opbrengstverdelingsverhouding ingebracht, dat daarmee de lonen in het wisselvallige prijsgebeuren terechtkomen en dat juist daardoor de arbeid tot waar gemaakt wordt. De arbeider heeft belang bij een vast, gelijkblijvend loon. De ondernemingen moeten de lonen derhalve als vaste grootheden van hun productie beschouwen, net als huur of andere kosten.
Ten eerste is deze argumentatie gebaseerd op een onjuist begrip van verdelingsverhoudingen. Niet het vaststellen van de prijs van de arbeid staat centraal, maar de afleiding uit de prijzen van de producten. Dit is altijd het laatste oriëntatiepunt, zelfs bij tariefovereenkomsten. Een vaste delingsverhouding zou deze samenhang slechts duidelijker tot uitdrukking brengen. Het zou het voordeel hebben dat de winst niet eenzijdig ten koste van de arbeid vergroot zou kunnen worden. Voor de ondernemingen zou het tot voordeel hebben dat de lonen niet als prijsonafhankelijke vast kosten behandeld zouden hoeven te worden. Daarmee zou ook het prijsgebeuren weer in het middelpunt komen te staan. De eis van de vakbond naar loonstabiliteit zou voorafgegaan moeten worden door het creëren van prijsstabiliteit.
Zou men het vakbondsstandpunt willen doorvoeren, dan zou men een ontslagverbod moeten uitspreken. Daar dit niet zinvol is omdat men dan ook nog een koopplicht voor de verbruiker zou moeten eisen, moet men een andere weg begaan. Deze weg zou erin kunnen bestaan, aan de opbrengstverdeling niet alleen de arbeiders te laten deelnemen, maar ook de niet-werkenden. Dan zou namelijk duidelijk zijn, dat nieuwe verdelingsspeelruimte pas ontstaat , wanneer de door arbeidsbesparing vrijgestelde mensen wederom een nieuwe arbeidsplaats vinden. Zolang dit niet het geval is, nemen zij als geheel deel aan de verdeling van de waardeschepping. De economie van een samenleving zou zich niet langer van de mensen van een samenleving kunnen distantiëren. Daarmee zou ook verhinderd worden, dat de economie zich eenzijdig ten koste van de mensen ontwikkelt. De werkloosheid zou door allen gedragen worden, wie de werklozen financiert zou daarmee beantwoord zijn: de economie als geheel.
(Vertaling: Michiel Scager)
(Oorspronkelijk gepubliceerd in Verbund-Spectrum, Nr.6, Mai 1996, in het Nederlands eerder gepubliceerd in Driegonaal, jrg.22, nr.1 – maart 1998)