Peter Schilinski

Op weg naar een vrij geestesleven

"Het tegenwoordige sociale organisme, het huidige maatschappelijke leven, is in alle landen ter wereld doodziek, omdat er nergens een daadwerkelijk vrij geestesleven is, van waaruit krachtig en in wijde verspreiding de schade aan de maatschappelijke verhoudingen in een algemeen begrijpelijke taal beschreven wordt."

Peter Schilinski (1916-1992) was een ‘her-ontdekker’ van de sociale driegeleding. Twintig jaar na het overlijden van Rudolf Steiner (in 1925) zette zich in Duitsland slechts een handjevol mensen in voor vrijheid van het geestesleven, gelijkheid in het rechtsleven en broederschap in het economische leven. Peter Schilinski werkte met volharding aan en met De kernpunten van het sociale vraagstuk van Rudolf Steiner, die hij in 1956 voor een eerste keer van uitgebreid commentaar voorzag.
In 1958 richtte hij het tijdschrift Jedermann op (later omgedoopt in jedermensch), om naast de voordrachten die hij gaf, en de gesprekken over driegeleding die hij op straat voerde, de sociale driegeleding bekend te maken. In de jaren ’60 had hij verbindingen met de studentenbeweging en met de beweging die in Tsjecho-Slowakije tot de Praagse Lente voerde.
In de jaren ’70 richtte hij in Wasserburg in Zuid-Duitsland een werk- en leefgemeenschap op, Modell Eulenspiegel, waar nog steeds in bescheiden mate driegeledingsactiviteiten plaats vinden en viermaal per jaar het tijdschrift jedermensch gemaakt wordt. Hieronder vindt u, voorafgegaan door de betreffende alinea, zijn commentaar op één alinea uit Rudolf Steiners ‘Kernpunten’. Over zijn commentaar merkte Schilinski op: “Ik hoop door mijn commentaar bij te dragen aan een verdere verdieping van de originele tekst. Wanneer men zich enigszins in de originele tekst heeft ingewerkt, dan zal men naar mijn overtuiging opmerken, hoe diepgaand en omvattend Steiners ‘Kernpunten’ is. Het mooiste resultaat van het werk aan het commentaar bestond er voor mij in dat de lezers na enige tijd volledig van het commentaar kunnen afzien omdat zij zich in de originele tekst hebben ingewerkt. De ‘Kernpunten’ zelf zijn voor mij een onuitputtelijke bron van een dieper begrip van de sociale bewegingen in onze tijd. De gedachten uit de ‘Kernpunten’ zijn onvervangbaar.” 

Rudolf Steiner:
“Men zal op dit gebied volledig anders leren denken dan men tegenwoordig denkt, wanneer men werkelijk het gewicht leert te beleven van het feit dat een menselijke samenleving waarin het geestesleven als ideologie werkt, een van de krachten ontbeert die het sociale organisme levensvatbaar maken. Het huidige lijdt aan de onmacht van het geestesleven. En deze ziekte wordt verergerd door de tegenzin het bestaan ervan te erkennen. Door de erkenning van dit feit zal men een grondslag vinden, waarop zich een denken kan ontwikkelen dat aan de sociale beweging recht doet.”
(Rudolf Steiner, De kernpunten van het sociale vraagstuk, Hfdstk 1, alinea 26)

Peter Schilinski:
Wat betekent het, als een mens denkt of voelt: al het geestesleven is ideologie, het is een spiegelbeeld van de economische verhoudingen en het wordt gevormd door degenen die aan de macht zijn? Wie zo denkt of voelt, is uiteindelijk overtuigd van de onmacht van het geestesleven. Hij gaat er bewust of onbewust van uit dat alles, wat op de scholen onderwezen, op de universiteiten gedoceerd en elders cultureel geproduceerd wordt, uiteindelijk de heersende maatschappelijke klasse ten goede komt. Daarbij is het niet van onderscheidend belang of de mens deze omstandigheden in heldere gedachten denkt, of niet doordenkt, belangrijker is dat hij meer of minder onbewust voelt dat het zo is. Een mens kan weliswaar op een briljante manier denken en verklaren, dat het geestesleven een alles overstijgende kracht heeft. Zo’n gedachte betekent niets en verandert ook niets, als de betreffende mens zich in zijn gedachten en daden in het dagelijks leven aanpast aan degenen die de economische en politieke macht hebben.

De andere vraag is: wat betekent het als een mens denkt of voelt, en ook zo handelt, dat het geestesleven altijd een ideologie is, vanuit zichzelf machteloos en altijd een instrument van de heersende klasse moet zijn? Dat betekent dat men zich van het geestesleven in opvoeding, en in alle andere vormen van cultuur, eigenlijk niet kan voorstellen dat daaruit iets kan voortkomen dat de levensomstandigheden van mensen verandert. Heel, heel veel mensen menen: men kan denken wat men wil, maar er verandert toch niets. Dat wat gebeurt, wordt bepaald door de mensen ‘daarboven’. In deze en veel soortgelijke gedachten en gevoelens heerst de overtuiging dat het geestesleven niet in staat is om iets te veranderen. Men ziet het geestesleven als een strikte ideologie die in dienst staat van de heersende maatschappelijke klasse of men ziet het als een volkomen onbelangrijk tijdverdrijf ter vermaak van de hoog opgeleiden en de massa. Degene die zijn omgeving een beetje volgt en er met wat welwillendheid naar kijkt, merkt, dat er zo gedacht, gevoeld en gesproken wordt; die weet hoe sterk in het denken en voelen van de mensen de overtuiging heerst, dat een vrij geestesleven niet mogelijk is - men kent immers alleen het onvrije -, en dat het geestesleven óf een machtsinstrument van de heersende kringen óf versleten franje is, om de eigenlijke machtsverhoudingen te verdoezelen.

Rudolf Steiner wijst juist op dit punt en roept op tot omdenken. Omdenken betekent in dit geval, te erkennen dat de heersende overtuiging over de machteloosheid van het geestesleven, of de onmogelijkheid van een vrij geestesleven, tot gevolg heeft dat de mensen zonder hoop en machteloos ten opzichte van sociale misstanden staan. Anders gezegd: wie er niet van overtuigd is dat er gedachten zijn, die sociale misstanden in menswaardige omstandigheden kunnen veranderen wanner men ze verwezenlijkt, moet opgeven. Het hele sociale leven en alle maatschappelijke verhoudingen kunnen alleen ontwikkeld en verbeterd worden, wanneer er een werkelijk vrij geestesleven is. Alleen een vrij geestesleven is in staat bijvoorbeeld de schade van het kapitalistische en het socialistische systeem te onthullen en in plaats van die schade constructieve voorstellen voor het oplossen van deze misstanden te plaatsen.

Het tegenwoordige sociale organisme, het huidige maatschappelijke leven, is in alle landen ter wereld doodziek, omdat er nergens een daadwerkelijk vrij geestesleven is, van waaruit krachtig en in wijde verspreiding de schade aan de maatschappelijke verhoudingen in een algemeen begrijpelijke taal beschreven wordt. Dat is de grootste ziekte, van waaruit alle andere ziektes en misstanden ontstaan. De eerste stap om deze ziekte te overwinnen, om deze misstanden te slechten, zou daaruit bestaan dat de massale verspreiding van deze misstanden, die de mensen immers beleven, benoemd kunnen worden en met name, dat de oplossingsrichting om de problemen te overwinnen zichtbaar gemaakt kan worden.

Rudolf Steiner zegt in deze alinea, dat de beschreven ziekte (de machteloosheid van het geestesleven) verergerd wordt door het feit dan men deze absoluut niet onder ogen wil zien. Heersende kringen van alle landen vertellen voortdurend dat in hun landen de vrijheid verzekerd is. We kunnen dat begrijpen, omdat hun heerschappij daarvan afhangt, dat de massa van de op deze manier geregeerde mensen die uitspraken gelooft. Het is veel erger dat de meerderheid van de op deze manier geregeerden in de zogenaamd geciviliseerde landen zich voortdurend laat inbeelden dat er vrijheid heerst. Hoewel toch ieder de ontelbaar vele kleine en grote onderdrukkingen beleeft die door een wanstaltig aantal voorschriften, bepalingen en wetten voortdurend in zijn leven ingrijpen. De leiders martelen in naam van de vrijheid, veroveren landen in naam van de vrijheid, voeren oorlogen, onderdrukken volkeren, roeien ze zelfs uit - alles in naam van de vrijheid.

Vandaag is er de hoop, dat steeds meer mensen, niet van uit één of andere theorie, maar vanuit hun ervaring begrijpen, dat juist deze vrijheid, die de leiders voorstaan en waarvoor zij zeggen te strijden, precies door dezelfde leiders met de meest verschrikkelijke middelen onderdrukt wordt. Vanuit het groeiende besef van het onderdrukken van de vrijheid, ontstaat de hoop dat steeds meer mensen op de wereld daadwerkelijk dat willen wat overal onderdrukt wordt: de vrije, niet door de staat of economie gecontroleerde opvoeding, werkelijk vrije informatie in van de staat en de economie onafhankelijke massamedia, een veelomvattende verduidelijking van de oorzaken van onze catastrofale situatie en een net zo omvattende en vrije opheldering over de wegen ­­- ­­­die ons uit de chaos kunnen leiden.

De geciteerde en becommentarieerde alinea is alinea 26 uit hoofdstuk 1.
Rudolf Steiner: De kernpunten van het sociale vraagstuk, Vrij Geestesleven 2004

Vertaling van het commentaar van Peter Schilinski: Gesien Broekhuijsen