John Hogervorst

Op zoek naar democratie

Het is een wonderlijke zaak: wereldwijd beschouwd leven wij in Nederland in een van de meest democratische landen, en tegelijkertijd is er al jarenlang sprake van een slinkend vertrouwen in de politiek en een groeiend ongenoegen met ons democratisch stelsel.
Hoe valt dat te rijmen? Wat speelt hierin mee? En wat zou dat kunnen betekenen?

De moderne, mondige mens
Wanneer wij zoeken naar verschillen tussen de mens van het heden en de mens uit het verleden, vinden wij al gauw – als een rode draad door de geschiedenis – dat de mens verwikkeld is in een proces van steeds verder gaande individualisering. Lang geleden leefde de mens in familie-, groeps- of stamverband en was als vanzelfsprekend deel van het geheel. Daarbij ging het belang van de gemeenschap boven dat van het enkele lid van die gemeenschap. Misschien nog beter gezegd: het belang van de enkeling viel samen met dat van de gemeenschap.
Wie zich in die ‘oer-toestand’ probeert in te leven, zal misschien opeens kunnen ‘zien’ waarom dat zo was en hoe deze toestand mogelijk was: dat kon zo zijn omdat de mens zichzelf nog nauwelijks als individu ervaarde. Als sociaal wezen leefde hij in een weefwerk van bloedsbanden en daarmee samenhangende sociale instincten. Dát maakte dat de enkele mens ‘opging’ in de gemeenschap en het welzijn van die gemeenschap nastreefde. – In een dergelijke sociale samenhang ligt ergens ‘het begin van de geschiedenis’, die dan, vanuit een sociologisch perspectief, verder gaat als het geleidelijk ‘wakker worden’ van het individu; het alsmaar sterker naar voren treden van het individu, tot aan de toestand die nu (in ons deel van de wereld) is bereikt, namelijk die waarin het individu zichzelf als middelpunt van de wereld beleeft.

In een notendop, om deze ontwikkeling te illustreren: de mensen die in lang vervlogen tijden de grottekeningen in Lascaux maakten, zelfs nog de beeldhouwers die meewerkten aan de bouw van de kathedralen in de middeleeuwen, dachten er niet over hun werk te signeren. Dat kunstenaars hun werk van hun naam voorzagen, werd pas vanaf de 15e eeuw gebruikelijk; in de 20e eeuw traden de eerste kunstenaars naar voren die zichzelf en hun eigen leven als hun grootste kunstwerk beschouwden; en in onze tijd maken wij het mee dat mensen alles wat in hen opkomt of wat zij beleven als van belang voor anderen beschouwen; in elk geval houden zij de wereld (dat is: de gemeenschap!) 24/7 via social media op de hoogte van het wel en wee van hun bestaan.
Het is, ik zeg het met een grimlach, een lange weg die de mensheid heeft afgelegd.

De moderne mens beleeft het leven en de wereld met zichzelf als centrum waar omheen al het andere draait. Anders gezegd: hij is een mondig individu geworden dat zich niet door iets of iemand anders wil laten vertellen wat hij moet of hoe het zit, dat eigen keuzes wil maken en invloed wil kunnen uitoefenen op de omstandigheden, dus ook de zeden, gewoonten, regels en afspraken waaraan hij geacht wordt zich te houden.
De hier aangeduide ontwikkeling van de mens maakt duidelijk ‘waar de democratie vandaan komt’: democratie is een poging tegemoet te komen aan het feit dat de mens een mondig en geïndividualiseerd wezen is. (Onmondige wezens hebben géén behoefte aan democratie. En: het afschaffen van de democratie is slechts mogelijk onder dwang, die de mondigheid onderdrukt; onder verdoving, die de mens zijn mondigheid doet vergeten; of door verdwazing, die bewerkt dat onmondigheid als mondigheid wordt beleefd).

Het parlementaire stelsel in Nederland is in zekere zin uitdrukking van de emancipatie van het individu in Nederland. En tegelijk is de onvrede met de parlementaire democratie uiting van de toegenomen mondigheid. De individualistische kiezer is niet snel tevreden en ziet het liefst zíjn belang gediend, en niet per se dat van de anderen. Want het is nu eenmaal zo dat individualisme twee natuurlijke metgezellen heeft: mondigheid en egoïsme. – Voor wie nog een ontwikkelingsperspectief zoekt: mondigheid kan zich zó ontwikkelen dat het de stem van de zwakkere hoorbaar maakt, en egoïsme kan van zijn zelfzuchtige kleur worden ontdaan en uitgroeien tot liefde voor de ander of ‘het andere’.

Sociale driegeleding en democratie

In de sociale driegeleding hoort alles dat – in maatschappelijke zin – te maken heeft met de verhoudingen tussen mensen thuis in het zogenoemde rechtsleven, dat ook wel het staats- of politieke leven wordt genoemd. Het gaat in dit gebied (dus) niet om de verhoudingen die we in ons privéleven met anderen hebben: de sociale driegeleding gaat over het vormgeven of inrichten van de samenleving. In de samenleving, het sociale organisme, worden de verhoudingen tussen mensen vormgegeven in een weefwerk van wetten, regels, rechten, afspraken enzovoort.
Dit is het gebied waar de democratie thuishoort en waarin onze mondigheid tot uitdrukking kan komen. Dit is ook het gebied van de gelijkheid.
(Veel mensen gebruiken liever het woord ‘gelijkwaardigheid’ dan het woord ‘gelijkheid’. Ik gebruik ‘gelijkheid’; er is een moeilijk te onderscheiden verschil in betekenis tussen die twee woorden, dat ermee te maken heeft dat gelijkheid tussen mensen gegeven is, terwijl gelijkwaardigheid van mensen gegeven moet worden – misschien is dit onderscheid te proeven en te begrijpen in het verdere vervolg van dit hoofdstuk).

Dit is een fragment uit: John Hogervorst, Recht doen aan mens en aarde, ISBN 9789083529363, Nearchus 2025