Over concurrentie en consumentenbehoefte
Ergens in de jaren ’70 van de 20e eeuw ontwikkelde Philips de videorecorder. Gelijktijdig waren ook andere fabrikanten bezig met de ontwikkeling van de video en zo deed de videorecorder met de daarbij behorende videocassette zijn intrede op de markt: in verschillende technische varianten die zodanig van elkaar verschilden dat een videocassette van systeem A niet afgespeeld kon worden op systeem B en andersom. Hoewel vriend en vijand het er over eens waren dat het door Philips ontwikkelde systeem superieur was, stierf het een roemloze dood.
Door een betere toepassing van marketingtechnieken en het ‘spel’ van de vrije concurrentie, wist het technisch mindere systeem B het betere systeem A ‘uit de markt te drukken’.
Wat leert deze gang van zaken ons?
De consumentenbehoefte speelde hier slechts een ondergeschikte rol. We mogen er immers van uit gaan dat de consument, wanneer hem een echte keuze was geboden, voor het betere systeem zou kiezen. Zeker wanneer we ons realiseren dat dit systeem, wanneer het in grotere getale geproduceerd zou zijn geweest, tot een zelfde laag prijsniveau als systeem B zou zijn gekomen.
De vrije concurrentie leidde hier tot een enorme kapitaalsvernietiging (nl. de honderden miljoenen of meer die Philips aan de ontwikkeling besteedde) en tot een verspilling van menselijk vernuft en arbeid (nl. de inspanning van al degenen die bij de ontwikkeling van het Philipssysteem betrokken waren).