Hoe worden associaties gevormd (Rudolf Steiner over associaties - 1)
De economie gedijt meer bij samenwerken dan bij concurreren. De (schijn)tegenstelling tussen producent en consument kan worden overwonnen door het vormen van nieuwe, samenwerkende verbanden: de associaties.
Hoe kunnen deze associaties gevormd worden; heeft de staat daarin een opgave?
In het grote aantal voordrachten dat Rudolf Steiner heeft gehouden in de vier jaar van de driegeledingsactiviteiten (1919 – 1922) vormde de economische associatie een centraal thema. De woorden associatie, associëren, associatief komen in zijn gedrukt beschikbare werk ongeveer 700 maal voor.
Hieronder wordt een selectie weergegeven van citaten uit dit verzamelde werk. Wat Steiner bedoelde, kan men het beste ontlenen aan zijn eigen formuleringen. Sommige van zijn gedachten zijn echter zo ongewoon, dat ze niet zonder meer begrijpelijk zijn. Die vragen van ons constante inspanningen, opdat we steeds opnieuw proberen om wat wij begrepen hebben in eigen woorden uit te drukken. Zo zijn de zinnen bedoeld waarmee de citaten zijn samengevoegd.
Rudolf Steiner heeft bij vele gelegenheden over sociale driegeleding gesproken en heeft de idee van de associatie daarbij steeds weer van een andere kant benaderd.
De ene keer komt het ene detail naar voren, een andere keer een ander. Als men dat allemaal doorneemt en steeds beter gaat zien wat er is bedoeld en daarna terugkeert naar het uitgangspunt, naar het boek ‘De kernpunten van het sociale vraagstuk’, dan kan men vaststellen dat destijds in het voorjaar van 1919 in feite alles reeds aanwezig was en zelfs exact geformuleerd. Het boek was niet een eerste ruwe schets, maar een voldragen resultaat.
Hoe worden de associaties gevormd?
In de oriënteringscursus (GA 339) ‘Antroposofie, sociale driegeleding en spraakkunst’ (zes voordrachten, gehouden in Dornach van 11 – 16 oktober 1921) gaf Rudolf Steiner een voorbeeld hoe men het wezen van de associatie inzichtelijk kan maken.
GA 339 blz. 86: Misschien dat men op begrip stuit, wanneer men er de aandacht op vestigt dat veel van wat tegenwoordig bestaat eigenlijk is voortgekomen uit oude instinctief gevormde associaties. Denkt u er maar eens aan hoe de abstracte markt dingen samenbrengt, terwijl het samenbrengen en vervolgens weer verdelen van deze spullen onder de consumenten, in het geheel niet kan worden overzien. Maar hoe is men ooit tot deze marktsituatie gekomen? In wezen is dat het geval vanuit de instinctief gevormde associatie, doordat een aantal dorpen rondom een grotere plaats gelegen was op een zodanige afstand dat men op één dag heen en weer kon gaan en de mensen daar, in dat grotere dorp, hun producten ruilden. Dat noemde men niet een associatie …, maar in werkelijkheid was het een instinctieve associatie. Die mensen die hier samen een markt vormden, waren geassocieerd met al degenen die in de dorpen rondom woonden. Ze konden op een zekere afzet rekenen, die gebaseerd was op ervaring. Daardoor konden zij in een levendige samenhang de productie op de consumptie afstemmen. In dergelijke primitieve economieën waren beslist associatieve verbanden, hoewel deze niet als zodanig benoemd werden. Dat alles is met de expansie van de economische gebieden onoverzichtelijk geworden en heeft ten opzichte van de wereldeconomie geen betekenis meer. De wereldeconomie, die in het laatste derde deel van de 19e eeuw is ontstaan, heeft alles tot het abstracte gereduceerd, dat wil in het economische leven zeggen, tot louter de verkoop van geld- of geldwaarde, tot in het absurde toe.
Geen beïnvloeding door de staat
In ‘De kernpunten van het sociale vraagstuk’ is de opbouw van associaties duidelijk beschreven. Dat kan vele vragen oproepen. Maar eerst gaat het eenvoudigweg om het volgende:
· In eerste instantie zullen zich mensen met gelijke professionele belangen en mensen met gelijke consumptieve belangen aaneensluiten;
· In tweede instantie zullen deze voor een wederzijdse uitwisseling in associatief verband bijeenkomen;
· En ten derde zullen de associaties onderling relaties aangaan. Zo heeft Steiner het steeds opnieuw gezegd.
· Dat zal zich gaan voordoen, wanneer de economie geheel op eigen benen staat en wanneer er geen sprake is van staatsinvloed.
De vorming van dergelijke associaties strookt met hetgeen zich in de economie afspeelt: er zijn consumptiebelangen en er is productie. Die twee ontmoeten elkaar bij het (ver)koopproces. De associaties stulpen niet een of andere organisatie over de economie heen, maar gaan uit van de economische feiten. In 1922 drukt Steiner het in ‘Economie - de wereld in één economie’ als volgt uit:
GA 340 blz. 78: Men moet over realiteiten spreken. Wanneer men over het productieproces spreekt en toont, in welke mate dit waarden schept, dan spreekt men over realiteiten. Dat men bij consumptie over realiteiten spreekt, dat weet iedereen. Men moet dus in de economie louter over realiteiten spreken. Ideeën bewerkstellingen in de reële wereld niets.