Rudolf Steiners economische cursus
In de zomer van 1922 gaf Rudolf Steiner een 14-daagse cursus economie voor economiestudenten en anderen. Zijn inzichten over de economie baseerden zich op een totaal andere manier van denken dan in de economische wetenschap gebruikelijk was (en is). Maar met het verstrijken van de tijd blijken die inzichten steeds bruikbaarder te zijn om de economie niet alleen te begrijpen maar ook in de goede richtring bij te sturen. Een nieuwe manier van denken is nog steeds een noodzaak.
Afgelopen 24 juli (2022) was het precies 100 jaar geleden dat Rudolf Steiner begon met de cursus economie die hij aan economiestudenten gaf. Op die dag kwamen 14 driegeleders op de BD-boerderij van Wouter en Kathinka Kamphuis in Emmen bijeen om die cursus integraal tijdens een vijfdaagse bijeenkomst door te nemen. Dagelijks bespraken we vier voordrachten onder de deskundige leiding van John Hogervorst, Luuk Humblet en Wouter Kamphuis. Naar aanleiding van de inleidingen en aansluitende gesprekken ontstond bij mij de behoefte enkele beelden en zienswijzen met u te delen.
Nadrukkelijk werd door Steiner gesteld dat deze cursus alleen wetmatigheden van de economie onder woorden wil brengen. Wetmatigheden die vergelijkbaar zijn met wetmatigheden zoals we die in de biologie kennen, waarin het leven en de situationele omstandigheden een belangrijke rol spelen maar waar door deze omstandigheden heen het wezen van de plant zich openbaart.
De economische cyclus begint bij de natuur en eindigt na consumptie weer bij de natuur. Geld speelt hierin een bemiddelende rol en de neiging om geld te accumuleren wordt tegengaan door geld als een bemiddelend goed te zien dat ook een gebruiksduur kent. Wat brengt de economische kringloop in beweging? Dat zijn de behoeften van mensen, die als een aanzuigende kracht op het gehele productieproces werkzaam zijn. Sturend bij het economische proces zijn associaties waarin zowel consumenten als handelaren en producenten verenigd zijn. Zij vormen samen het bezielde en levende hart van het op evenwicht gerichte behoefteproces. Waardevorming door arbeidsdeling en prijsvorming door wederzijdse dienstbaarheid en behoeften, doortrekken de moderne economie, die in de 19de eeuw ontstaan is.
In de vijfde voordracht wordt het economische proces als volgt beschreven. Het pure natuurproduct dat nog zonder economische waarde is krijgt door arbeid waarde. Naast deze activiteit wordt de arbeid vanuit het denken georganiseerd en vindt er proces- en productverbeteringen plaats. Het resultaat hiervan noemt Steiner 'kapitaal' en ook wel 'geest' en 'geld'. Het consumeren van de producten brengt ze weer terug in de natuurstaat waarin ze hun economische waarde verliezen. Er zou slechts zoveel geld in omloop mogen zijn als er reële economie is. Anders, zo voorspelt Steiner, zal het overtollige geld in de grond gaan vastzitten en zal de handel in geld goedkoop worden – iets wat in onze tijd in hoge mate plaatsvindt. Het geld in handen van bezitters heeft de neiging onwerkelijke waarden te creëren – zoals die van grond, kunst, gebouwen. Deze economische cyclus van natuur, arbeid en kapitaal zou men een kwalitatieve beschrijving of oerbeeld van de economie kunnen noemen. Vergelijkbaar met de oerplant zoals Goethe die voor het plantenrijk heeft geschouwd. Met deze beschrijving van natuur, arbeid en organisatie van de arbeid is een primaire kringloop in beeld gebracht waarin relatief eenvoudige producten gemaakt worden.
Steiner voegt er een tweede kringloop aan toe doordat het kapitaal (dat hij ook wel geest en geld noemt) o.a. in de vorm van halfproducten en machines niet geconsumeerd worden maar als ondernemerskapitaal in een verhoogde kringloop opgenomen worden. Het ondernemerskapitaal creëert door inventiviteit, creativiteit en ver doorgevoerde arbeidsdeling een sterk verhoogde productie van samengestelde waren (denk auto’s, koelkast, mobieltjes) die door consumptie weer terug gevoerd worden naar de natuur. Zoals gebruikte producten niet als ballast in de natuur gedumpt mogen worden maar als grondstoffen voor hergebruik in de cyclus opgenomen kunnen worden, zo zou ook de parallelle geldstroom die met de producten meegaat niet als overschot vastgezet mogen worden in de grond en gebouwen. Geld is een ruilmiddel dat een gebruiksduur zou moeten hebben. Wanneer dat niet het geval is werkt het ziekmakend - net als van de natuur vervreemde goederen als ziekmakende milieufactoren werkzaam zijn, denk aan plastic, pesticiden, zware metalen. De natuur is niet een graaibak en dumpplaats van goederen en de consument is niet het middel om tegemoet te komen aan verdienmodellen.
Deze twee cycli vormen één geheel en kunnen vergeleken worden met de stofwisseling van de mens. Voor de mens is voedsel in de vorm zoals het in de natuur voorkomt zelfs na het bereiden nog niet direct bruikbaar – de eerste stap van de stofwisseling is omvorming tot voor de mens bruikbare stoffen. Door gebruik van geestkracht in de vorm van kookkunst en diëtiek, wordt aan de omvorming tegemoet gekomen. De bruikbare voedingsstoffen worden in het bloed opgenomen en door het hart geleid en vervolgens door de longen. Zo is het voedsel uit de natuur in de darmen omgevormd tot bruikbare stoffen en door de longen verrijkt met zuurstof waardoor het levend, vitaal kapitaal is geworden. Dit is vergelijkbaar met de cyclus natuur, arbeid, geest. Daarna zijn er twee kringlopen bij de mens. Een die direct ten goede komt aan de opbouw en instandhouding van het lichaam, en een tweede kringloop die naar het hoofd gaat en dienstbaar is aan het bewustzijn. Dit punt is vergelijkbaar met ‘geest’ in de tekening. De stoffen/producten worden geconsumeerd en gaan richting natuur of ze worden dienstbaar aan het ondernemerskapitaal, waardoor geavanceerdere waren/producten ontstaan die weer verbruikt kunnen worden of als productiemiddelen een tijd in de groeicyclus blijven.
De economie, als relatief zelfstandige factor in het gehele sociale maatschappelijk organisme, naast rechtsleven en geestesleven, kent drie gebieden en één regulerende instantie. Deze drie zijn de consumenten, de handelaren en producenten met als integrerende instantie de associatie. Vergelijken we dit met de mens dan staat de consument voor het zenuwzintuigstelsel dat vooral verbruikt, de stofwisseling voor de producenten, die uit de natuur stoffen nemen en omvormen, en de handelaren voor de bloedsomloop en ademhaling die de goederen in omloop brengen. De associatie is dan te vergelijken met het ‘Ik ben’, met het hart, dat sinds de nieuwe tijd, die rond 1500 aanvangt, het centrale wezenskenmerk van de mens is. Dit lijkt mij analoog aan de drie functies van de ziel, denken, voelen en willen en dan de associatie als het IK. De mens zet zijn eigen wezen in de wereld. Historisch zien we dat de Grieken de in de mens levende geest als de geboorte van het geestesleven in de wereld brengen – aansluitend plaatsen de Romeinen het rechtsleven in de gemeenschap en door de economie wordt het inherente altruïsme en mensheidsgevoel in de wereld gebracht.
Naast de associatie als centrale, omvattende en regulerende maatschappelijke en juridische instantie bleef het geldvraagstuk het meest onduidelijk. Vooral de vraag: hoe komt schenkgeld tot stand ten dienste van het geestesleven en rechtsleven? Een ding was duidelijk: alleen de economie schept economische waarde door arbeidsdeling ten dienste van de consument. De waardevormende economie zorgt via het geld voor zowel de werkers in het geestesleven, rechtsleven als economie, inclusief de mensen die alleen consumeren zoals ouderen en kinderen. De meeste mensen die zich met driegeleding bezig houden vinden dat het vrije geestesleven via schenkgelden gefinancierd moet worden. Maar langs welke wegen komt dat geld daar?
Het ligt voor de hand dat elke associatie zelf zorgt voor een gezond en goed evenwicht tussen enerzijds waardevermeerdering door arbeid en anderzijds de toekomstige waardeverhoging door proces- en productontwikkeling. Maar hoe komen de zorg en het onderwijs aan hun geld? Hier is geen of weinig eenduidigheid over – mijn overwegingen gaan in de volgende richting. Private personen en rechtspersonen bekostigen via schenkgeld zorg en onderwijs, net zoals we nu stichtingen steunen. Wie een stichting geld geeft, doet dat onvoorwaardelijk. Mijn visie in deze is dat het geestesleven vooral gefinancierd wordt door private personen die er behoefte aan hebben dat deze instituties recht van bestaan hebben. Een producerende medewerker moet met zijn salaris niet alleen zichzelf en zijn gezin in leven kunnen houden, maar ook alle geestelijke en sociaal-maatschappelijke behoeften kunnen betalen. Dan blijft de grootste verantwoordelijkheid bij de mens zelf en kan er een geestesleven ontstaan dat gebouwd is op de geestelijke behoeften van individuen. Er kunnen ook associaties ontstaan in het geestesleven, die als regulerende organen zorgen voor bijvoorbeeld sport en cultuurcentra.
In de voordrachten worden nog veel meer aspecten van het economische deel van het driegeleed economische organisme besproken. Zoals de prijsvorming van producten, waarbij aan koop en verkoop beide partijen voordeel hebben – de ene heeft behoefte aan geld en de andere aan een product. Deze transactie vindt plaats met koopgeld. Naast koopgeld is er ook leen- en schenkgeld.
Het waren intensieve dagen die zeer de moeite waard waren om mee te maken. Wanneer een groepje mensen zich zo intensief met de economische kant van de driegeleding bezighoudt, is dat vast een bijdrage aan de verheldering en verspreiding van de sociaal maatschappelijke inzichten van Steiner. Namelijk het omvormen van de éénheidsstaat tot een driegeleed organisme met associaties waarin altruïsme, sociale coherentie en vrijheid centraal staan. Hoe vanuit de huidige grotendeels vastgelopen verhoudingen richting driegeleding gewerkt kan worden is nog voor velen een open vraag. Hopelijk is er bij vele mensen de behoefte om daar een volgende studieweek aan te wijden.
De 14 voordrachten die Rudolf Steiner in het kader van deze cursus gaf, plus een selectie uit de tekst van de extra vraag- en antwoordbijeenkomsten die aan de cursus werden toegevoegd, verschenen in vertaling als: Economie - de wereld als één economie, Nearchus Assen, 2016
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in tijdschrift Driegonaal, jrg 38, nr 3/4 (september 2022)