Uit de geschiedenis van de driegeledingsbeweging
Niet alleen in 1919, toen de sociale driegeleding voor korte tijd een volksbeweging werd, heeft Rudolf Steiner zich op sociaal-politiek gebied begeven. Reeds vóór de eeuwwisseling en vóór de eerste wereldoorlog publiceerde hij verscheidene artikelen over het sociale vraagstuk en het tijdsgebeuren. Hiervoor interesseerde zich echter geen mens, zoals hij zelf zei.
Beter begrepen werd hij in de door Wilhelm Liebknecht opgerichte vormingsschool voor arbeiders in Berlijn, waar hij in het begin van deze eeuw op verzoek les gaf. Toen de leiders van deze centraal-politieke kaderschool echter bemerkten, dat Steiner volstrekt niet volgens de gebedsboeken van het dialektisch en historisch materialisme predikte, doch zijn eigen antroposofische denkbeelden over de geschiedenis en de maatschappij nastreefde, vloog hij eruit, sterk tegen de wil van zijn proletarische toehoorders, die dit middels een stemming duidelijk lieten blijken.
Op plaatsen waar Steiner de mogelijkheid had tot spreken - in kringen van intellectuelen - vond hij geen gehoor voor het sociale vraagstuk; daar waar oren echter voor politieke zaken openstonden - bij arbeiders - mocht hij niet spreken. Zo zou men de situatie van vóór de eerste wereldoorlog kunnen samenvatten. Deze verschrikkelijke oorlog, die de regeringsleiders van Midden-Europa volledig verraste, had Steiner zien aankomen.
Gedurende de oorlog, in 1917, toen de Duitse ineenstorting voor de deur stond en nog vóór de Oktoberrevolutie onder aanvoering van Lenin in Rusland, gelukte de poging om Steiners sociaal-politieke ideeën toegang te verschaffen tot regeringskringen en politieke leiders van het oude Duitse Rijk en de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie. Voor het eerst sprak hij over "driegeleding van het sociale organisme". Maar het bleek tevergeefs te zijn.
Voor een deel werden deze ideeën weliswaar als positief beoordeeld, maar géén van de verantwoordelijke regeringsleiders kon de moed en de kracht opbrengen zich voor deze vergaande voorstellen in het openbaar en in internationaal verband in te zetten.
De militaire capitulatie van Duitsland ging gepaard met de geestelijke, toen bij de vredesconferentie van Versailles geen alternatief werd gesteld voor de 14 punten van de Amerikaanse president Wilson, ofschoon de driegeleding als internationaal "programma voor de vrede" in de plaatsen waar de beslissingen werden genomen, bekend was.
"De volkeren van Midden-Europa zouden, als op de juiste plaatsen vanuit deze impuls gesproken was, gezien hebben, dat deze aan hun meer of minder bewuste wensen tegemoet zou zijn gekomen. En de Russische volkeren in het oosten zouden dan zeker begrip hebben gehad voor de aflossing van het Tsarisme door zulke impulsen. Dat zij dit inzicht gehad zouden hebben, kan alleen diegene betwijfelen, die geen gevoel heeft voor de ontvankelijkheid van het nog niet uitgeputte Russische intellect voor gezonde sociale ideeën. In plaats van dat zulke ideeën bekend werden gemaakt, werd de vrede van Brest-Litowsk gesloten", aldus Rudolf Steiner in hoofdstuk IV van de "Kernpunten van het sociale vraagstuk" over de internationale betrekkingen.
In januari 1918 zei een hoge militair tegen Steiner, toen deze hem vroeg naar het geplande onmogelijke voorjaarsoffensief: "Wat wilt U dan, had niet Kühlmann de driegeleding in zijn zak. . . en toch heeft hij het gepresteerd de vrede van Brest-Litowsk te sluiten! Onze politici zijn niets, het zijn nullen; wij militairen kunnen alleen maar vechten en vechten, wij kunnen niets anders" (1).
In 1919, het jaar van de Duitse Revolutie - matrozenopstand in Kiel in november 1918, Berlijnse opstanden, in München de Radenrepubliek met Eisner - leidde de impuls van de sociale driegeleding in Baden-Württemberg tot een volksbeweging.
Een oproep van Steiner voor driegeleding verschijnt in een oplage van een half miljoen exemplaren en wordt voor een groot deel in de dagbladen afgedrukt (2). In verscheidene plaatsen in Duitsland, maar ook in Zwitserland, Oostenrijk, Nederland, Denemarken en Zweden ontstaan groepen die zich voor de realisering van het in de oproep beschreven doel willen inzetten. Steiner begint openbare voordrachten te houder over het sociale vraagstuk; de eerste vinden in Zwitserland plaats. De voordrachten in Zürich vormen de grondslag voor het boek. “De kernpunten van het sociale vraagstuk als levensvoorwaarden voor het heden en de toekomst" (3). In Bern, waar op initiatief van de Amerikaanse president Wilson de oprichtingsvergadering van de "Volkenbond" plaatsvindt, spreekt Steiner voor een internationaal publiek (4).
In een bespreking van de "Kernpunten" door de Engelse journalist H. Wilson-Harris in de "Daily News" van 6.9.1920 staat onder de titel "Hoe met kapitaal moet worden omgegaan; een boek waarover in Europa gediscussieerd wordt" geschreven:
"Op het continent wordt door ieder nadenkend mens over een opvallend boek gesproken, dat door een opmerkelijk man in het voorjaar gepubliceerd werd. De minister van buitenlandse zaken, Dr. Simons, heeft het in het boek ontvouwde plan aangeduid als de enige afweer tegen het bolsjewisme. Dr. Benesch, minister van buitenlandse zaken van Tsjechoslowakije en een van de succesvolste en bekwaamste organisatoren van de kleine staten, heeft dit boek in Spa (verblijfplaats van de wapenstilstandscommissie in 1918-1919, later het conferentieoord van geallieerden en Duitsers) voor zich op tafel liggen… leder die iets betekent heeft het gelezen".
In april verlaat Steiner Zwitserland. Ten afscheid spreekt hij in Dornach bij Basel over de noodzakelijke verandering van de antroposofische beweging; over een proef voor de antroposofen. Het belangrijkste is het bekend maken van de driegeleding onder het grote publiek. Het zal moeten blijken, of het jarenlange antroposofische werk naar buiten toe vruchten afwerpt (5). Bij zijn aankomst in Stuttgart spreekt hij voor de leden van de Antroposofische Vereniging in dezelfde geest over de actuele gebeurtenissen als toetssteen voor de antroposofische levenshouding.
Een eerste poging
Nu begint in Stuttgart en Württemberg een met alle beschikbare krachten gevoerde strijd voor de driegeleding van de maatschappijstructuur in cultuur/opvoeding, recht en economie. Deze strijd wordt hoofdzakelijk door Steiner zelf gedragen. Ook actief zijn Roman Boos, Emil Molt, Carl Unger, Emil Leinhas, Hans Kühn en Prof. von Blume. Dezen staan vaak verbluft van Steiners exakte kennis van het dagelijks politieke gebeuren en de politieke stromingen. Hij houdt vrijwel iedere dag een openbare voordracht, vaak zelfs twee of meer, in grote bedrijven op uitnodiging van arbeiders en bedienden, meestal voor meer dan duizend mensen. Zijn woorden vinden geestdriftige instemming (6). Binnen enkele dagen worden ongeveer 12.000 handtekeningen door arbeiders verzameld voor een resolutie aan de regering van Württemberg, dat Steiner benoemd moet worden opdat de driegeleding meteen doorgevoerd kan worden (7). Als Steiner hiervan kennis neemt, meent hij dat deze bekendmaking meer ideële dan praktische waarde heeft, aangezien het eerste wat hij zou doen, is de regering in deze vorm te ontbinden.
Steiner spreekt zich scherp uit tegen compromissen met bestaande partijen en meent dat men op eigen benen moet gaan staan. De Bond voor Driegeleding, die inmiddels is opgericht en die zowel openstaat voor leden van alle partijen als voor partijlozen (Steiner heeft zelf nooit tot een partij behoord), wekt op voor de vorming van autonome bedrijfsraden en geeft daarbij ondersteuning. Carl Unger schrijft over deze raden:
"De weg was aangegeven: die mensen, die vanuit het economische leven tot de driegeleding kwamen, in het bijzonder de arbeiders en bedienden, moesten opgeroepen worden om de economische problemen ter discussie te stellen met het doel het economisch leven zelfstandig te maken met deelneming van alle mensen die daarin productief zijn. Die mensen, die vooral uit geestelijke belangen tot de driegeleding kwamen, de burgerlijke kringen, moesten begrip wekken voor een nieuw, vrij geestesleven.
De arbeiders meldden zich al spoedig: uit verscheidene bedrijven lieten arbeiders, die het vertrouwen van hun collega's bezaten, hun wil blijken om mee te werken. Zij werden daarna in het op 22 april 1919 opgerichte arbeiderscomité opgenomen. Het vraagstuk van de bedrijfsraden werd nu actueel. In enkele belangrijke zittingen werden door 'het comité de fundamenten gelegd. Door de belangrijke medewerking van Dr. Steiner werd men het er snel over eens dat het vraagstuk van de bedrijfsraden niet alleen vanuit het standpunt van de handarbeiders opgelost zou kunnen worden, maar dat ook de zgn. hoofdarbeiders, inclusief de bedrijfsleiders, voor de oplossing van de moeilijke sociale problemen uitgenodigd zouden moeten worden (...). Allereerst zou de bundeling van bedrijfsraden in alle belangrijke industrietakken in een basisvergadering nagestreefd moeten worden. In deze vergadering zouden alle direct in de economische praktijk gemaakte ervaringen uitgewisseld kunnen worden. Op basis van het hierdoor gewonnen inzicht in het economisch gebied zouden door dit orgaan doortastende maatregelen genomen moeten worden die uitsluitend op economische bedrijfservaring berusten en voor wier doorvoering de in de bedrijven teruggekeerde bedrijfsraden, gedragen door het vertrouwen van de arbeiders, zouden moeten zorgen. De vorming van een overkoepelend orgaan van bedrijfsraden, dat zich baseert op een brede economische ervaring, zou dus de eerste praktische maatregel moeten zijn om de vernietigde economie weer op de been te brengen. Een centraal-economische raad, of een ministerie van economische zaken, dat niet van bovenaf, maar van onderop opgebouwd is, zou het sluitstuk moeten vormen. In dit orgaan zouden uitsluitend maatregelen genomen mogen worden, die gebaseerd zijn op de gebundelde economische ervaring" (8).
Roman Boos richt in Zürich een Zwitserse bond voor driegeleding op. Het weekblad "Dreigliederung des sozialen Organismus" verschijnt (uitgever Ernst Uehli). In het Nederlands taalgebied geeft Marie Tak van Poortvliet het maandblad "Drieledige Indeeling van het Sociale Organisme" uit. Steiner, die tot eind 1919 de hoofdartikelen schrijft voor het Duitse blad over actuele vraagstukken en de toestand binnen de beweging (9) hecht, er veel waarde aan dat het blad spoedig tot een dagblad zal uitgroeien (in Zwitserland wordt door Roman Boos het tijdschrift "Soziale Zukunft" uitgegeven). Een actieve medewerker in Berlijn maakt mee, hoe van de destijds ongeveer 1200 leden van de daar door Rudolf Steiner geleide afdeling van de Antroposofische Vereniging zich slechts 66 op het driegeledingstijdschrift abonneren.
"Toen ik hierover aan Rudolf Steiner, in samenhang met verscheidene andere feiten in dezelfde richting innerlijk verontwaardigd verslag uitbracht, werd hij zeer ernstig en erg droevig. Hij verklaarde toen, ondanks mijn slechts éénjarig lidmaatschap van de Antroposofische Vereniging: “Ja, U heeft daar met een uitgesproken tegenbeweging rekening te houden! " (10).
Het lukt niet...
Het lukt niet. Na de eerste zichtbare resultaten, vooral in arbeiderskringen, wordt de driegeledingsbeweging vanuit alle hoeken onder vuur genomen, zodat "wij met ons handjevol mensen voorlopig niet stand kunnen houden" (11). De industriëlen schelden hen uit voor bolsjewisten - in Rusland is Lenin aan de macht. De socialistische leiders in vakbonden en partijen kunnen zich de revolutie alleen maar volgens hun eigen partijprogramma voorstellen, waarin voor geestelijke vrijheid geen plaats is. Geestelijke vrijheid, het fundament van het idee van de sociale driegeleding, beschouwen zij als utopisch en idealistisch - de fronten verharden zich. Ofschoon in de meeste grote plaatsen groepen zijn ontstaan, vindt de driegeleding hoe langer hoe minder ontplooiingsruimte.
"Wij zouden zonder twijfel bij het proletariaat goede vooruitgang boeken, indien de partijbonzen zich niet zo krachtig inspanden, grondig de bodem onder ons weg te graven; en dan gehoorzaamt het proletariaat volgzamer, als ooit de katholieken de leiders van hun kerk gehoorzaamd hebben. En het burgerdom als massa slaapt de zieleslaap, laat zich af en toe opporren voor « verklaringen » en is in de macht van hen die de touwtjes in handen hebben en die alleen dié werkzame middelen kennen die aan de geest tegengesteld zijn. Dat alles te samen zal kwade vruchten afwerpen", aldus Steiner (12).
Emil Leinhas schrijft hierover (13): "Voor dit doel werkten de vertegenwoordigers van alle godsdienstige gezindheden en theologische richtingen eendrachtig samen met de aanvoerders van het radicale communisme, de bonzen van de grootindustrie en het burgerlijk liberalisme. Het evangelisch zondagsblaadje wedijvert met de jezuïetische «Stimmen der Zeit»; de «Misbacher Anzeiger» met de «Frankfürter Zeitung» in de strijd tegen de gehate driegeleding. Een wereld van onbegrip en kwade wil verhief zich in de storm tegen deze eerste poging om de driegeleding van het sociale organisme algemeen erkend en gewaardeerd te krijgen. Daarbij richtten de tegenstanders hun wapens in de eerste plaats op de persoon van Rudolf Steiner zelf. Zij schrokken voor geen enkele vorm van verdachtmaking en laster terug; zelfs niet voor de volkomen uit de lucht gegrepen leugen, dat Rudolf Steiner een Jood zou zijn, een bewering waarmee men destijds op de meest zekere wijze haatgevoelens tegen iemand kon opwekken".
Een cultuurraad wordt gevormd met het doel, het onderwijs van de staat los te maken en zelfbeheer te geven; staatsdiploma's, examens e.d. moeten afgeschaft worden. De cultuurraad wordt echter, voornamelijk ten gevolge van het gebrek aan interesse, geen succes.
Doch reeds in de herfst van 1919 wordt een eigen vrije school geopend: de "Waldorfschool" voor kinderen van arbeiders en bedienden van de Waldorf-Astoria sigarettenfabriek van Emil Molt. De aanzet hiertoe wordt gegeven door gesprekken van Molt met arbeiders en door enkele uitlatingen van Steiner. Deze laatste geeft de leraren cursussen en legt de basis voor de "Waldorfpedagogie". Steiner beschouwt de school niet als een in zichzelf gekeerd eiland, maar als het begin van een vrij geestesleven. Hij hoopt, dat binnen drie maanden tien of meer vrije scholen zullen ontstaan (14). Dat gebeurt echter niet. In 1920 onderneemt Steiner de poging om een "Wereldbond voor een Vrij Onderwijs" op te richten, om het onderwijs in internationaal verband te verlossen van de staats- en economische ketenen (14). Maar ook deze poging is tevergeefs. Toch is hij van mening dat steeds weer opnieuw gepoogd moet worden om bij onze tijdgenoten "aan te kloppen" en te vragen: "Willen jullie een vrij geestesleven?" (15).
Enige sterk met de driegeleding verbonden Duitse industriëlen sluiten zich aaneen in "Der kommende Tag - Aktiengesellschaft zur Förderung geistiger und wirtschaftlicher Werte" en in Zwitserland ontstaat de firma "Futura". De bedoeling hiervan is om een voorbeeld te geven hoe associatief gewerkt kan worden. De winst uit de financieel renderende bedrijven wordt niet meer geherinvesteerd, maar komt ten goede aan culturele initiatieven (bijvoorbeeld wetenschappelijke onderzoeksinstituten zoals het geneesmiddelenonderzoek in Arlesheim, een uitgeverij en de Waldorfscholen). Deze zullen door uitvindingen (bijvoorbeeld nieuwe geneesmiddelen) het economische leven met nieuwe ideeën kunnen bevruchten. Maar de atmosfeer is slecht voor zulke experimenten: geldontwaarding, onbegrip en tevens enkele door Steiner bekritiseerde bedrijfseconomische fouten. De associatie moet dan ook binnen enkele jaren opgeheven worden.
De beproeving is negatief uitgevallen
Reeds na het midden van het jaar 1919 flauwt de volksbeweging voor driegeleding af. Weliswaar houdt Steiner op verzoek nog in 1921 in Stuttgart (16) en daarna in Zwitserland (17) "Agigatiecursussen" voor een groepje van ongeveer 50 - voornamelijk jonge - mensen, die bereid zijn om openbare voordrachten over driegeleding te houden. Maar deze activiteiten kunnen het verzanden van de driegeledingsbeweging niet meer tegengaan. De korte tijd van zelfbezinning na de catastrofe van de eerste wereldoorlog is voorbij. De Duitsers kiezen weer voor de oude partijen.
Steiner gebruikt de tijd hierna voor de intensieve verbreiding van het geestelijk fundament van de driegeleding in antroposofische kring. In 1922 houdt hij voor studenten in de economie een kursus met aansluitend seminaar (18). In Wenen vindt het zgn. "Oost-West-Congres" plaats, dat ten doel heeft, begrip te wekken voor de problemen samenhangend met de oost-west-tegenstelling in de wereld (19).
Een "volksstootgroep", een zogenaamde Hitlergarde, tracht in mei 1922 in München aan het eind van een voordracht een aanslag op Steiner te plegen. Er roeren zich duidelijk nationaal-socialistische krachten. Op oudejaarsavond valt het Goetheanum ten offer aan een brandstichting. De politieke misdadigheid neemt hand over hand toe.
In april 1923 wijst Steiner op de aangekondigde beproeving voor de antroposofische beweging. Hij zegt o.a.:
"Men zou kunnen zeggen, dat, toen van de driegeledingsimpuls in het sociale leven gesproken werd, dit in zekere zin een beproeving was, of de Michaelgedachte reeds zo sterk is, dat wordt aangevoeld, hoe zulk een impuls rechtstreeks vanuit de krachten die onze tijd vormgeven, opborrelt. Het was een beproeving of de Michaelgedachte in een aantal mensenzielen sterk genoeg is.
Nu, deze beproeving heeft een negatief resultaat opgeleverd. De Michaelgedachte is zelfs niet bij een klein aantal mensen sterk genoeg, dat haar kracht op de vormgeving van onze tijd kan inwerken. Het zal nauwelijks mogelijk zijn om in de mensenzielen de vorming van nieuwe opwaartse krachten op een zodanige wijze met de vormgevende oerkrachten te verbinden zoals noodzakelijk is, als niet de inspiratie van het Michaelsfeest door kan dringen en als niet vanuit de diepte van het esoterische leven een hervormende impuls kan ontstaan.
Als zich onder de leden van de Antroposofische Vereniging, in plaats van de passieve, slechts enkele actieve leden bevonden, zou zulk een gedachte in overweging genomen kunnen worden. Het essentiële van de Antroposofische Vereniging bestaat weliswaar daaruit, dat in deze vereniging eerste aanzetten tot ontplooiing kunnen komen, maar de leden hechten eigenlijk alleen maar waarde aan deelneming aan hetgeen reeds plaatsvindt en richten hun beschouwende zielekrachten voornamelijk daarop. Maar hun eigen zieleactiviteit verbinden zij niet met datgene, wat de huidige tijd impulseert. Daarom kan er bij het huidige bestand van de Antroposofische Vereniging niet gezegd worden dat zoiets als deze esoterische impuls, actief in overweging kan worden genomen.
Maar toch zal men de eigenlijke loop van de mensheidsontwikkeling moeten begrijpen. Men zal moeten inzien dat de grote dragende krachten van deze ontwikkeling in de wereld niet ontstaan uit datgene, wat met oppervlakkige woorden, op een uiterlijke manier wordt uitgesproken, maar dat deze krachten uit heel andere gebieden toestromen" (20)
Voor de meeste aanhangers van Steiner was het shockerend dat de vereerde geestesonderzoeker zijn vingers bevuilde aan smerige politiek. Zij waren wel ontvankelijk voor de hoge geesteswetenschappelijke waarheden maar niet in staat deze in de politiek van elke dag te integreren. Omgekeerd bekommerden zich veel driegeleders maar weinig om de "antroposofische kennis". Reeds toen bestond er een kloof tussen "antroposofen” en "driegeleders" (21). Slechts een handvol antroposofen heeft met Steiner meegevochten in de politieke strijd. Enigen hadden zich aangesloten, zonder echter te begrijpen waarom het werkelijk ging. De "beproeving" bestond niet daaruit, Steiner blindelings te volgen, maar juist daarin, de tijdssymptomen te herkennen en daarnaar te handelen. Steiner geloofde aan de mogelijkheid van een doorbraak in de revolutionaire en open situatie tijdens de Duitse wederopbouw van na de eerste wereldoorlog. Steiner voorspelde dat deze oorlog niet de laatste en afschuwelijkste catastrofe zou blijven, indien niet het geestesleven uit de vangarmen van de staat bevrijd werd en als niet het economisch leven overging tot het principe van zelfbeheer. Hij stierf in 1925.
"Stel dat dertig jaar lang net zo gedoceerd wordt aan onze universiteiten, zoals dat tegenwoordig geschiedt; stel dat gedurende dezelfde periode over sociale problemen gedacht wordt, zoals dat tegenwoordig gebeurt, dan hebben we na deze dertig jaren een verwoest Europa. U kunt uw monden kapot praten over detaileisen, die door deze of gene groep van mensen worden gesteld; U kunt vanuit het geloof praten, dat met zeer dringende eisen iets gedaan kan worden voor de toekomst van de mensheid - het zal allemaal tevergeefs zijn, als de verandering niet plaatsvindt vanuit de fundamenten van de menselijke ziel: vanuit het denken over de verhouding van deze wereld tot de geestelijke wereld. Als niet daarin anders geleerd en gedacht wordt, komt de morele zondvloed over Europa !", aldus Steiner in 1919 (22).
Het nationaal-socialisme kwam, gevolgd door de tweede wereldoorlog. In 1933 werd de Antroposofische Vereniging in Duitsland verboden en in 1938 de Waldorfscholen (in Nederland natuurlijk ook tijdens de bezetting). Slechts enkelingen waren het, die verder werkten aan de driegeleding en zich inzetten op sociaal-wetenschappelijk, agitatorisch en institutioneel vlak. De ontvankelijke situatie van na de tweede wereldoorlog bleef onbenut - in antroposofisch verband stonden geen mensen gereed om in het sociale leven in te grijpen. De wederopbouw vierde triomfen, de herbewapening onder invloed van de koude oorlog liet niet lang op zich wachten. De driegeleders bleven afzonderlijke, niet erg geliefde spruiten van de antroposofische beweging. Zelfs onder deze weinige driegeleders kwam slechts aarzelend een samenwerking tot stand.
Toen rond 1968 de studenten- en arbeidersrevolten de wereld schudden, waren het wederom slechts heel weinig driegeleders, die de tijdssituatie begrepen en een poging deden om in te grijpen.
En hoe staan wij er nu voor?
[dit artikel verscheen oorspronkelijk in 1978, en werd destijds in Driegonaal met vriendelijke toestemming overgenomen uit Jedermann, Zeitschrift für soziale Dreigliederung, Umweltfragen, neue Lebensformen Nr. 381/2, Juni/Juli 1977.]
Noten
(1) Rudolf Steiner tijdens de vragenbeantwoording na een lezing in Zürich op 25.10.1919.
(2) Rudolf Steiner, "An das deutsche Volk und an die Kulturwelt". Vlugschrift 1919.
(3) Openbare voordrachten op 3, 5, 10, 12 en 25 februari en 8 maart 1919, gehouden in Zürich.
(4) Rudolf Steiner, "Die wirklichen Grundlagen eines Völkerbundes in den Wirtschaftlichen, rechtlichen und geistigen Kraften der Völker" gehouden op 11 maart 1919 in Bern.
(5) Lezing van Rudolf Steiner, gehouden op 14 april 1919 in Dornach.
(6) Het betreft hier de zgn. "Arbeitervortrage", opgenomen in "Neugestaltung des sozialen Organismus".
(7) De tekst van deze resolutie luidt: "Der Arbeiterausschuss für Dreigliederung des sozialen Organismus moge von der Württembergischen Regierung fördern, dass Dr. Rudolf Steiner unverzüglich berufen wird, damit die Dreigliederung des sozialen Organismus, welche als die einzige Rettung aus dem drohenden Untergange erscheint, sofort in Angriff genommen werde. Der Arbeiterausschuss des Bundes für die Dreigliederung des soziaten Organismus moge ferner die bevorstehenden Versammlungen der Württembergischen Betriebe ersuchen, diese Resolution zu unterstützen". Zie tevens "Nachrichten der Rudolf Steiner Nachlasssverwaltung" ; 1919, Das Jahr der Dreigliederung und der Gründunq der Waldorfschule Nr. 27/28 Dornach, 1969 (blz. 6).
(8) Carl Unger, "Zur Geschichte der Dreigliederung". In: Dreigliederung des sozialen Organismus, nr.1 Stuttgart, 8.6.1919.
(10) Wie dit niet gelooft kan het nalezen in de Nachrichten der R.S. Nachlassverwaltung. 1919 - Das Jahr der Dreigliederungsbewegung und der Gründung der Waldorfschule. Nr. 27 - 28 , Dornach, 1969 (blz. 46).
(11) Rudolf Steiner in "Wie wirkt man für den Impuls der Dreigliederung des sozialen Organismus, blz. 150.
(12) Rudolf Steiner in een conceptbrief aan Jonanna Mücke in Stuttgart in: Nachrichten der Rudolf Steiner Nachlassverwaltung. 1919 - Das Jahr der Dreigliederungsbewegung und der Gründung der Waldorfschule. Nr. 27-28, Dornach, 1969 (blz. 43).
(13) Emil Leinhas, "Aus der Arbeit mit Rudolf Steiner", blz. 66. Zbinden Verlag.
(14) Voordracht op 12 oktober 1920 in Dornach.
(15) “Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und padagogischer Fragen”, 1919.
(16) "Wie wirkt man für den Impuls der Dreigliederung des sozialen Organismus".
(17) "Antroposophie, soziale Dreigliederung und Redekunst".
(18) "Nationalökonomischer Kurs" en "Nationalökonomischer Seminar". Dornach, 24 juni - 6 augustus 1922.
(19) "Westliche und östliche Weltgegensatzlichkeit", Wenen, 1-12 juni 1922.
(20) De zgn. Michaeli-voordracht op 2 april 1923 gehouden in Dornach. In: Der Jahreskreislauf als Atmungsvorgang der Erde und die vier Grossen Fest-zeiten.
(21) Naar de mening van de redactie (de Driegonaalredactie, midden jaren ’80, jh) kan in onze huidige tijd niet meer van een kloof gesproken worden. Weliswaar stond enkele jaren geleden het sociale vraagstuk niet zo in de belangstelling binnen de antroposofische beweging als in onze tijd noodzakelijk zou zijn, maar vooral de laatste jaren is de duidelijke tendens zichtbaar, zowel bij driegeleders als bij antroposofen, om deze kloof te overbruggen. Wij wijzen hierbij op de acties voor een vrij onderwijs door de Waldorfschoolbeweging,' de associaties op medisch en landbouwgebied en activiteiten op het gebied van het geld.
(22) "Die Sendung Michaels. Die Offenbarung der eigentlichen Geheimnisse des Menschenwesens", 12 voordrachten in november en december 1919.
Behalve van bovenstaande literatuur is voor dit artikel gebruik gemaakt van een bandopname van een lezing van Ulrich Rösch in het Internationale Kultuurcentrum Achberg op 29.12.76.
Indien niet anders aangegeven zijn bovenstaande voordrachten/artikelen van Rudolf Steiner verschenen bij de Rudolf Steiner Nachlassverwaltung, Dornach, Zwitserland.