Anne van Ginkel

Een school als coöperatie

Harrie Stokkel was 30 jaar betrokken bij de financiële en organisatorische kant van de Vrije School in Utrecht, waar hij de coöperatie als vorm aandroeg.

(Fragmenten uit een interview van Anne van Ginkel)

(...)
“Ik zat samen met een leerkracht in de bouwcommissie. Ondertussen was ik ook voor het bestuur gevraagd, dus dat deed ik erbij.
Daar zat voor mij wel een voorwaarde aan, ik wilde alleen in het bestuur als er binnen de school iets zou gebeuren met de sociale driegeleding. Daar werd in de eerste instantie ‘ja’ op gezegd, maar een aantal jaren later kwam ik toch tot de conclusie dat er niets mee gebeurde. Daarom ben ik toen uit het bestuur gestapt, maar ik bleef wel de huisvesting doen.
We waren toen nog een stichting, met een ouderbestuur. Op enig moment kwam er behoefte aan een nieuwe structuur, ik ben toen gevraagd om mee te denken. Men wilde meer in de richting van de driegeleding gaan denken, zodat ik weer mee ben gaan doen. Het uitgangspunt werd dat de leerkrachten het beleid moesten gaan bepalen.
We vergaderden als bestuur nooit zelf, maar altijd met de beleidsvergadering samen, dus met de leerkrachten.”

Dat was dus een harde voorwaarde voor je om bestuurslid te worden. Ben jij zo iemand die stelt: ik doe het onder mijn voorwaarden en anders niet, ze moeten niet aan mijn bevoegdheden tornen?

“Ja. (…) Ik ben vrij goed in rolvastheid en kan slecht tegen een autoriteit boven me. Ik hecht er waarde aan dat ik zelf invulling kan geven aan mijn taken. Andersom doe ik het ook zo: ik ga ervan uit dat mensen meer kunnen dan ze laten zien; dat komt eruit als je ze het vertrouwen geeft.

Binnen de school zijn bijna alle beleidsstukken door mij geschreven, behalve de pedagogisch inhoudelijke. En natuurlijk zijn die wel eens aangepast aan het oordeel van de ALV. Maar het maken en nakomen van afspraken, dat vind ik een belangrijke taak.”

Je hebt deze coöperatievorm in de school gebracht, wat heeft je bezield om dat te doen?

“Rond 2004 hadden we een forse crisis, in verband met het gedwongen vertrek van een leerkracht. Daardoor was ook gebleken dat de structuur die we tot dan toe hadden, met mandaten, werkgroepen en een beleidsvergadering, erg onduidelijk was. Niet alleen voor leerkrachten, maar ook voor ouders. Zodoende is er gezocht naar een nieuwe structuur.

We hadden nooit een schoolleider, maar nu constateerden we: er moet iemand zijn, een functionaris, die knopen kan doorhakken. Voorheen was daar nooit belangstelling voor, maar nu was duidelijke geworden dat dat toch belangrijk was. Zo is er een schoolleider gekomen.”

Jij?

“Nee nee, ik ben nooit schoolleider geweest. We verdeelden de gebieden, ik ben altijd verantwoordelijk geweest voor de financiën en het beheer en ten aanzien van het personeel, de zakelijke kant ervan. De schoolleider is dat voor pedagogie, communicatie en personeelszorg.
Die schoolleider hebben we aangesteld en we zijn meteen gaan onderzoeken hoe we ons wilden organiseren. Er kwamen drie opties langs:

We konden een maatschap vormen, met de leerkrachten.
We konden de school als gebouw scheiden van de leerkrachten, zodat de ouders eigenaar worden van het schoolgebouw en de leerkrachten hun diensten aanbieden aan de ouders. Op zich vond ik deze optie een hele mooie. Ik heb het ooit een keer gelezen bij Dieter Brüll, meen ik. Het was alleen juridisch niet rond te krijgen.
De maatschap werd het ook niet, want er was een leerkracht die nare ervaringen had met een maatschap, dus daar werd ook vanaf gezien. Bleef de derde optie over: een coöperatie, met als lid alle mensen die hier werken.
Ik vind het een passende vorm omdat alle leden het beleid bepalen. Het zijn grotendeels leerkrachten die hier in dienst zijn, zo wordt het pedagogisch beleid door de leerkrachten bepaald.”

Werken jullie ook met een inkomen naar behoefte?

“Nee, veel medewerkers vinden het prettig om een CAO te hebben.”

Hoe werkt het praktisch, hoe ziet de coöperatievorm eruit?

“Het is zo dat alle medewerkers in het principe evenveel te zeggen hebben over de beleidsvorming. Wij wijken af van de CAO, we zijn ook geen lid van de PO- raad, daarom kunnen we dat doen. We zien bijvoorbeeld af van functiedifferentiatie. Bij functiedifferentiatie kunnen leraren in drie verschillende schalen komen, bij ons is daar vanaf gezien, vanwege de moeilijkheden die het geeft om te beoordelen wie in welke schaal moet zitten.”

Maar dan heb je toch dat iedereen evenveel verdient?

“Nee, want de schoolleiding zit duidelijk hoger in de schaal. De ALV heeft daarmee ingestemd vanuit de gedachte: als je iemand op die functie wil hebben, dan moet je iets te bieden hebben, anders komen ze niet.
Voor mijzelf ligt het anders. Dat argument van ‘je hebt een zwaardere verantwoordelijkheid’, daar heb ik nooit in geloofd. Wat dat betreft ben ik communistisch, dat bleek vroeger in Delft al. Daar vonden mijn medestudenten dat ze recht hebben op een hoger salaris omdat ze gestudeerd hebben. Ik vind dat flauwekul, want het is wel de metselaar die voor jou je studiekosten betaalt, dus waarom zou jij meer moeten verdienen dan die metselaar?”

Ben jij het er dus mee oneens, dat de bestuurders meer verdienen dan de rest?

“Zelf heb ik altijd dezelfde salarisschaal gehad als de leerkrachten, ik wil ook niet meer. Daarnaast heb ik altijd minder uren gekregen dan dat ik daadwerkelijk werkte. Maar mijn vrouw werkte ook, dus ons inkomen was hoog genoeg, ik hoefde niet meer. Zelf probeer ik er dus wel naar te leven. Maar ik weet ook dat ik dat niet kan verlangen van anderen.”

Maar waar zit ‘m dan nu nog dat coöperatieve in?

“Doordat de drie scholen steeds meer een eigen gezicht gingen krijgen en ook willen krijgen, is er door een werkgroep gekeken naar de verschillende mogelijkheden om de structuur in te richten. Je moet natuurlijk aanpassingen doen die passen bij de ontwikkelingen en de wensen van de leden. Daar zijn heel wat vergaderingen aan gewijd, uiteindelijk kwam daar de structuur uit die we nu hebben: drie schoolleiders, een directeur-bestuurder en een ledenraad. Tot nu toe was de Algemene Ledenvergadering voor alle leden samen, maar er is nu besloten tot een ledenraad, een afvaardiging van drie mensen per locatie. Op de locaties zelf vindt, voorafgaande aan de ‘grote’ ALV een zogeheten ‘kleine’ ALV plaats waar de dingen die in de grote ALV aan de orde zullen komen voorbesproken worden.
Bij die grote ALV zit dan de directie, die negen afgevaardigden en een afvaardiging van de medezeggenschapsraad en Raad van Toezicht.”

Ik begreep dat jij de driegeleding in de school hebt gebracht. Zie je dat zelf ook zo?

“Ja. Want mijn belangrijkste drijfveer is toch de sociale impuls. Wat mij betreft doen we daar nog te weinig aan. Kijk, vrije schoolonderwijs geven we wel, er wordt ook veel aan studie gedaan, mensen blijven zich verdiepen in het antroposofische gedachtegoed en er zijn pedagogische vergaderingen waar de menskunde wordt bestudeerd, maar aan het doorgronden van de sociale impuls valt nog wel wat eer te behalen.
Een ander gebied is het eigenaarschap. Dat je als je een probleem hebt niet meteen naar de schoolleiding stapt, maar eerst denkt: wat kan ik zelf doen om het op te lossen? Mijn collega, de schoolleider, stimuleert dat eigenaarschap.”

En hoe hou je de driegeleding levend? Of hoeft dat niet?

“Ik heb daar in het verleden wel eens met een oudergroep over gehad. Zo besprak ik met hen dat ik van de inning van de ouderbijdrage af zou willen. Die ouderbijdrage is voor dingen als euritmie en andere zaken die we bovenop het normale onderwijs aanbieden. Daarvoor is een steunstichting in het leven geroepen, waarbinnen ouders naar draagkracht bijdragen. Als penningmeester van de school beheer ik die steunstichting, maar daar wil ik wel vanaf. Ik vind dat we aan de oudergroep moeten zeggen: dit is het bedrag dat wij nodig hebben, hoe ze dat dan bij elkaar krijgen is aan hen.
Want op dit moment is de bijdrage aan het steunfonds door ouders afhankelijk van hun inkomen, terwijl ik vind dat we als school geen inkomenspolitiek moeten bedrijven. Elk kind kost evenveel, dus eigenlijk moet de bijdrage voor elk kind hetzelfde zijn.
Zelf heb ik dit twee keer geprobeerd, maar ouders willen toch liever het oude systeem. Nu gaat onze nieuwe directeur opnieuw proberen om de steunstichting over te hevelen naar de ouders. Zodat wij als school kunnen zeggen: dit hebben we nodig, kunnen jullie dat bijdragen? Dan blijkt uiteindelijk de werkelijke behoefte en ontstaat er een gelijkwaardiger systeem dan we nu hebben. Als de ouders zouden beslissen ‘dat willen wij niet meer’, dan zouden we een aantal vakken moeten afschaffen. Dat zou ik een eerlijker manier van samenwerken vinden. Het gaat hier immers over wederzijdse behoeften, daar zou het gesprek over moeten gaan.”

De volledige tekst van het interview werd gepubliceerd in Driegonaal, jrg.38, nr.1