Ondernemen met geneutraliseerd kapitaal
In 1983 werd Stichting Sleipnir opgericht, in samenhang met de oprichting van Odin C.V., groothandel in (biologisch-dynamische) groenten, fruit e.d. De Odin-ondernemers werkten op basis van het gedachtengoed van de associatieve economie. Het neutraliseren van het eigendom, het loskoppelen van arbeid en inkomen en het nastreven van een associatieve samenwerking zijn enkele van de thema’s die in de praktijk van het ondernemen vormgegeven worden. Het eigendom van het bedrijf werd ondergebracht in de Stichting die als stille vennoot deelnam in Odin CV en in andere bedrijven die in de loop der jaren tot Sleipnir toetraden.
Odin CV vormde zich recent om in Estafette Associatie CV en kent drie hoofdactiviteiten: de groothandel, de Odin Abonnementen en de inmiddels 11 Estafette winkels. Tegenwoordig werken er ruim 180 mensen bij het bedrijf. Bij de Sleipnirgroep zijn anno 2008 zes bedrijven aangesloten: naast Estafette CV gaat het om Dipam (kaarsenmakerij), De Beeldhouwwinkel (beeldhouwmaterialen), Vanadis CV (uitvaartonderneming), Buys & Ko (natuurvoedingswinkel) en Nearchus CV (uitgeverij en boekwinkel). De jaaromzet van de gezamenlijke Sleipnirbedrijven bedroeg in 2007 ca 23 miljoen euro. Er werken ca 210 mensen van wie er 28 vennoot/ondernemer zijn.
Eén van hen, Reinoud van Bemmelen, oprichter van De Beeldhouwwinkel in Scheveningen, vertelt over zijn bedrijf en over wat het betekent om als ondernemer te werken in het kader van de Stichting Sleipnir.
“Begin jaren ’90 van de vorige eeuw hield ik mij bezig met meubelmaken en beeldhouwen. Door mijn zoektocht naar goede materialen en gereedschappen ontstond, door vragen uit mijn omgeving, een winkel in beeldhouwbenodigdheden. In die tijd zat ik in het bestuur van de Stichting Sleipnir door mijn verbinding met de achtergronden van de associatieve economie. Het werd tijd mijn kleine eenmanszaak, De Steenhouwwinkel, zo heette het bedrijf toen, om te vormen tot een commanditaire vennootschap met Stichting Sleipnir als de stille vennoot. En zo werd in 1999, na Odin/Estaffette en Dipam, het derde bedrijf bij Stichting Sleipnir aangesloten. Het bedrijf werd later omgedoopt tot De Beeldhouwwinkel en is aanzienlijk gegroeid. Op dit moment (mei 2008) hebben we, naast de winkel in Scheveningen, een zusterbedrijf in Keulen en een franchisewinkel in Amsterdam. In Scheveningen werken 10 mensen, waarvan er drie beherend vennoot zijn.
Voor mij betekent de samenwerking onder de vlag van Sleipnir een enorm potentieel aan mogelijkheden. Met elkaar zijn we rijk aan mogelijkheden; daarmee bedoel ik dat we samen dingen voor elkaar kunnen krijgen die je ieder afzonderlijk moeilijk voor elkaar krijgt. Dat is primair verbonden met de inzet van het Sleipnirkapitaal. Wanneer dat kapitaal binnen de aangesloten bedrijven zou worden ingezet op de plek waar het het beste kan werken, levert dat extra mogelijkheden op. Dat vraagt een visie die het eigen bedrijf overstijgt en die vanuit het geheel van de samenwerkende Sleipnirbedrijven wordt ontwikkeld. Het op de juiste plaats inzetten van kapitaal is in die visie voor alle betrokken bedrijven vruchtbaar; waar het kapitaal vruchtbaar wordt ingezet leidt het immers in principe ook tot het terugvloeien van extra kapitaal naar Sleipnir. Het actief werken met kapitaal stelt ondernemers in staat hun plannen uit te voeren; te doen waar ze goed in zijn.
In de gangbare economie leidt de opeenhoping van kapitaal tot schadelijke effecten. Kapitaal moet beweeglijk worden ingezet en verbonden zijn aan mensen en daarvoor vormt Sleipnir een geschikt oefenveld. Het is voor de toekomst vruchtbaar als kapitaal wordt gekoppeld aan concrete mensen die in ontwikkeling zijn en iets willen realiseren. Daarom zou een groei van het Sleipnirkapitaal een goede zaak zijn en dat betekent dat een groei van de bedrijven nodig is. Dat je als vennoot door hard werken en de goede beslissingen te nemen meer inkomen uit je bedrijf zou kunnen halen, is voor mij persoonlijk niet zo’n drijfveer; veel interessanter is het dat een goed jaar voor het bedrijf ook betekent dat er dan meer kapitaal naar Sleipnir vloeien kan.
Een belangrijk voordeel van de wijze waarop we binnen de Sleipnirbedrijven met kapitaal omgaan is dat vennoten kunnen in- en uittreden zonder dat zij zich moeten inkopen of uitgekocht moeten worden. Wanneer zich een geschikte persoon aandient die zich met het bedrijf wil verbinden, dan is dat dus mogelijk zonder allerlei ingrijpende consequenties.
Als Sleipnirbedrijf probeer je ook bij je consumenten bewustzijn op te roepen voor wat de consument met zijn keuzes in de economie ‘teweegbrengt’. Het is domweg een feit dat je als consument een verbinding hebt met de hele productie- en distributieketen van het product dat je consumeert. Maar het is ook een feit dat niet iedere consument dat wil weten. In elk geval proberen wij transparant te zijn in de keuzes die wij maken en mogen klanten daar alles over weten. Natuurlijk zijn er dingen waar je als consument, maar dat geldt ook voor ons als bedrijf, nog geen invloed op hebt, daar kun je aan werken. Naarmate wij als onderneming een hechtere band hebben met bijvoorbeeld een bepaalde leverancier, kun je proberen de transparantie die je in je eigen bedrijf nastreeft, ook bij de ander te stimuleren.
Als Sleipnirondernemer kun je, ten opzichte van de andere Sleipnirbedrijven en ten op zichte van de samenwerking als geheel, geen eisen stellen en bouw je ook geen ‘rechten’ op. Je hebt niet de zogenaamde zekerheden die anderen hebben, of denken te hebben. Toch kun je samen met de andere ondernemers en vennoten iets opbouwen. Zekerheid ontleen je aan het vertrouwen in mensen. De manier waarop we binnen Sleipnir met kapitaal omgaan, namelijk proberen dat kapitaal dáár te laten werken waar dat voor het geheel van de samenwerking het vruchtbaarst is, zouden we ook kunnen toepassen op de capaciteiten en vermogens van de vennoten. Die zouden namelijk ook moeten worden ingezet waar ze het best tot hun recht komen. Vanuit het perspectief van Sleipnir, vanuit het geheel dus, overstijg je de beperkingen en misschien ook de blinde vlekken, die je als ondernemer kunt hebben ten opzichte van je eigen rol in je eigen bedrijf. Daar zie ik nog iets dat we samen verder zouden kunnen ontwikkelen.”